't gedaan heeft! Maar weten zal
ik en de snotbek zal het bekoopen! Van den avond nog moeten ze 't
boeten, van den avond!
Hij tierde zijne woorden luide uit in de lucht en hij stampte op den
grond en snokte nijdig zijn peerd dat achteruit trappelde.
--Van den avond moet ik weten wie mij gesteken heeft. We zullen zien wie
er den boer van den Hoogen Doorn durft te keere gaan!
Hij vloekte, raasde en miek groot misbaar met de armen en snokte zijn
ongedurigen hengst.
Maar al dat gerucht bleef tusschen de boomkes weergalmen. De mane hing
daar wreed en onverschillig en de droge takken ruttelden bij trekken als
er de wind deure joeg. De sneeuwmijzel viel uit de kruinen.
Dat bleef lijden zonder dat er ievers entwat levends verroerde en
eindelijk zagen zij alle twee dat hier niets te verrichten viel. Odo
bond den zakdoek rond zijnen hals en hielp Vinie op zijn peerdeken. Ze
vonden dan de koorde waarover zij gestruikeld hadden en ze besloten
voorzichtig te rijden.
--We zullen ze pakken als we ze krijgen! gromde Vinie en hij hield 't
ander binnensmonds, woedend dat hij was om de slagen op zijn lijf en
dat hij betrokken werd in die domme historie waaraan hij geen schuld en
had.
--Die ezels, ze nemen mij nu nog voor een jongen vrijer! riep hij om
zijn spijt te luchten, doch inwendig blij aan 't gevaar ontsnapt te
zijn.
Maar Odo was niet te bedaren.
--Ik zal ze vinden, de rakkers! en hij neep de vuisten en zocht rond
achter de bane om iets te ontwaren waarop hij zijn gramte kon uitwerken.
Op 't dorp gingen ze al de herbergen af; ze dronken hun bier met haaste
uit en bekeken er de menschen die bij tafel of aan den disch zaten.
--En nu naar "den Hert" meende Odo, daar gaan we ons verschot afspoelen.
Zij sprongen af, en:
--Baas, bind ons peerden in de poorte en geef ons bier, beval hij kort.
Een bende boerenzoons waren aan 't kegelspel en Andre Van Marcke zat,
volgens gewoonte, in zijne eenigheid te rooken, met den elleboog geleund
op 't roedeijzer van de stoof.
Ze bekeken benieuwd Vinie die mankte en Odo Verschaeve, purper in 't
wezen, met schuim tusschen de lippen en al bloed aan den hals die
verbonden was.
Hij dronk zijn glas in een teug ledig en sloeg het te bersten tegen den
disch. Noch niemand had een woord gesproken, maar de spelers keken toe,
om te weten wat er gebeurd was. Toen zag Odo naar den hoek waar Andre
zat en op denzelfden stond sprong het los in hem als eene uitzinnige
woede: hij sloeg met
|