--Maar 'k moet ze alle twee krijgen--om te kiezen, voegde de jonge
Verschaeve er lachend bij. Nu, ge brengt me met d'een of d'ander reden
daar op 't hof.
--'t Is aanveerd, we gaan den eersten keer naar den peerdenstal, 't
ander doet ge zelf als ge verstand hebt. Prachtig ras van meisjes zijn
t, rond geblokt en welgemaakt alleszins, en verstand, wat mijde in 't
begin, maar dat is er gauw af! en voor de zwaarte: nievers van beter! en
de koopman wreef inzichtig den duim over de vingers.
--Zondag na den noen? vroeg Odo.
--Best.
--Zoo tot Zondag!
De boer draaide zijn peerd de dreef in en Vinie reed langs 't dorp naar
huis.
--Andre hier niet geweest? vroeg Odo aan zijne zuster. Dat belangde hem
nu en in al zijn weerzin wilde hij den makker toch zien omdat hij,
bezeten door nieuwsgierigheid, alles weten wilde wat er ginder gebeurd
was. Na 't avondeten ging hij recht naar 't Berkenhof.
En Andre vertelde zonder achterdocht, hoe hij boer Verkamer langs den
weg, op 't land ontmoette, dat hij werd meegevraagd in huis.
--En daar hebben we samen leutig zitten praten en oogjes geknipt, en de
bruine was vriendelijk en de blonde nog vriendelijker, loech Andre, en
z' hebben gevraagd wat we meenden van onzen rit van Zondag en wanneer we
't zouden hergaan.
Odo gloeide van binnen maar hield zich uitwendig als verdroot hem die
zaak op 't einde, en als moeder Vermeulen binnenkwam met Ida, begonnen
zij over andere dingen te praten, heel den avond lijk gewoonte. Odo
bleef vriendelijk met het meisje en hij vond bij zichzelf een stonde de
oude gezelligheid weer.
Als hij vertrok deed Andre een stap uitgeleid en bij 't scheiden vroeg
de kerel lachend aan zijnen makker:
--Gaan we Zondag weer op bezoek?
Odo gaf hem geen bescheid en Andre keerde naar huis met 't gedacht dat
Odo gelijk had en dat 't tijd werd aan heel die zotte geschiedenis niet
meer te denken.
Odo integendeel wilde het niet vergeten, hij hield het alleen, diepe
voor zich; Andre moest daar verre van en uit blijven: daarom vertelde
hij niets van zijne afspraak met Vinie en zijn voornemen.
De wrok duurde en groeide van langs om heviger en hij bleef onder den
druk van dien plotsen minneslag, onkennelijk voor zichzelf. Hij wilde
het doordrijven en als hij de zake wel naging en er dieper in doordrong,
wist hij niet waar 't zou uitkomen. Aan zijne moeder en zuster sprak hij
er ook niet over. Hij werd weer vriendelijk uitwendig, om niemand te
verontrusten,
|