broekzakken en keek zonder moe te worden. Hij opende
zelf den stal en hielp het prachtig peerd ontzadelen. Dan noodde hij de
bezoekers naar binnen.
--Twee boerenkerels zijn juiste vertrokken, merkte hij, 'k wilde hadden
zij uw peerd gezien.
Vinie zwaaide zijn mispelaren stok en begon zoo seffens zijn gewonen
klap over zaken, lijk hij overal gewend was te doen. Hij wond er veel
zotte spreuken tusschen en wist wat vleiends voor de dochters.
Anna en Paula waren even vriendelijk en leutig en Odo moest bekennen, nu
hij de twee nevenseen staan zag, dat hij om de dood, d'eene voor
d'andere niet kon verkiezen; hij bleef dol afgunstig van beiden.
Vinie hield den boer in druk gesprek en daarbinst waren de meisjes bij
den schoonen ruiter en onderhielden zich met halfluide woorden en
lachjes en oogenspel. Hij zag met genoegen dat ze hem om 't even
bewonderden; maar terwijl was hij zelf onder den toover van de lonkende
oogen, de schoone handen, de bleuzende kaken en kriekroode monden. Hij
dacht het niet noodig groote woorden te zoeken of verklaringen te doen,
ze verstonden hem alle twee zoo wel en hij liet zich maar wiegen in
wellust. Hij wist niet aan wie 't beste woord geven of hoe hij 't doen
zou en ze praatten opgewekt en vroegen naar thuis en naar moeder en
zuster, met dubbelzinnige lachedingen daartusschen.
--Nu gaan we binst dat 't nog klaar is en dag, naar den stal gaan zien,
meende Verkamer. Vinie was al gereed en Odo volgde. Als ze reeds op weg
en buiten waren, zag hij Anna alleen die met lichten voet over 't
messingstroo huppelde. Paula zou in huis blijven en voor eten zorgen,
zegde zij en daarom kwam ze nader bij Odo, toonde hem alles waarin hij
belang stelde, maar onderwijl praatten zij maar door en ze loechen
daarbij en keken elkaar telkens lang in de oogen.
In den grooten stal stonden de veertien peerden in twee reken te stampen
en te trekken 't hooi uit de rosteelen. De boer overging een voor een en
deed Vinie tasten en bewonderen; hij kroop onder hunnen balg en hief hen
de pooten op, al vertellend al hunne gaven en kostbaarheden.
Anna leidde Odo al den overkant en ze bleven huns getweeen en spraken
voor hun eigen van heel andere dingen. Ze waren nog altijd aan 't eerste
sliet bij eene gedaagde, baaide merrie in den halfdonkeren stalhoek en
z'en voelden d'een noch d'ander, haast om voort te wandelen. Anna
dreelde de gummende heupe van de merrie en Odo's oogen volgden de klare
vlek van de witte hand aan
|