gens en zotte voornemens. Al 't andere daarbuiten werd
groote nietigheid, en daar zat een harden angst in zijn gemoed en eene
felle afgunst ook: het was hem te wers dat iemand "Zijne" meissens zou
bezien of afnemen eer hij ze voor vast zijn eigendom gemaakt had--want
hij wilde, hij moest ze hebben--alle twee. Maar ter zelfder tijde wist
hij dat 't groote zottigheid was, eene verwaande koppigheid, eene
onmogelijkheid en dat er zijn gerust gemoed zou door verstoord worden,
maar hij gaf zichzelf de buitensporigheid toe en 't moest, muurvast! Hij
zag daar Paula en Anna, met de fijnste trekjes van hun wezen, beter dan
dichtebij met oogen, en den zwaai en 't keeren van armen en hoofd en
leden, duidelijker dan de doening en voeren van zijn eigene zuster die
heel zijn leven dagelijks onder zijne oogen liep. En 't pijnde hem dat
de bruine met haar fieren lippenplooi en prachtigen hals, en de blonde
met haar bollekaken en blauwe oogen zoo blijde, dat ze nu voort hunne
wegen gingen en loechen, in zijne afwezigheid en dat hij, Odo van den
Hoogen Doorn uit de verte, misschien niet heel hun gedacht en vulde. De
onzekerheid welken indruk hij op de eene en op de andere gemaakt had,
was zijne groote bezorgdheid. Hij werd gedreven om zich te laten zien,
om er tegen te gaan praten, om over 't hof te rijden op zijn zwarten
hengst, die vervaarlijk steigeren zou. Moed en kracht had hij er willen
bij te pas brengen om hen beiden te veroveren, te schaken of vast te
leggen als eigen bezit voor later. En Andre liep daar tusschen als een
ongelegene gast dien hij uit den weg weren moest. En hij voelde
priemende steken van drift telkens die tooverende meisjesoogen naar hem
lonkten. De bruine deed het met rappe weerlichten die ketsten als
vuurgensters, uitdagend en spottend,--als priemen waren 't die overal
doordrongen. De oogen der blonde streelden meer en keken weemoedig, om
dan ineens zot uit te proesten om haar eigen smachtend gelonk. Hij wist
dat ze hem aan 't betooveren waren, maar moest hen laten begaan omdat 't
hem zoo razend belustte. Niemand zou er toch iets van merken wat er in
hem gebeurde, en met een knip van zijn vinger was het allemaal dood als
hij 't wilde,... en 't had nooit bestaan! Want de sterk duidelijke
boerderije stond hier zoo ernstig, met den geest daarop van de stevige,
koppige Verschaeven die geen zotternije en duldden, en nu was hij bang
dat moeder iets van zijne gedachten zou raden en vermoeden wat er in hem
gebeurde. Hij
|