de lucht.
De twee ruiters kwamen aan 't vreemd dorp en daar tusschen de huizen,
lieten zij hunne peerden op stap gaan om gemakkelijk de menschen te
bezien die ze ontmoetten.
--Kent ge hier iemand? vroeg Odo.
--Niets bezonders, we zullen moeten vragen waar 't plezier woont, anders
maken we 't zelf.
De dorpsplaats lag in zondagsche ruste, zonder leven in de herbergen.
't Was al dat er een vent of wijf te ziene was op straat en een deel
jongens die poenderden in eenen hoek en dansten over de straatgoot om
hunne voeten warm te houden.
--"In 't Meulenhof" las Andre op 't uithangbord van eene oude
afspanning.
--Willen we maar eens zien en een glas bier drinken?
't Was zoo gauw besloten en ze dreven hunne peerden bij de deur. De baas
kwam haastig buiten, groette vriendelijk en wenschte de heeren welkom.
--Beste weer om uit te rijden!
--Breng ons twee pinten bier.
Vlugbeende was de baas weer binnen en zoo seffens bracht hij hun twee
glazen.
--Dat verwarmt het bloed. Ge zijt een wandelingske komen doen naar 't
dorp ... wellicht de beesten komen bezien in 't Meulenhof ... of de
meisjes?... en hij bezag de kerels met een fijn vragend oogknipje.
Odo en Andre namen 't glas van de lippen en wat benieuwd:
--Is er iets bezonders te zien op de streek? loech Andre. Waar er mooie
dochters zijn, zouden we wel een paar kalvers koopen vandaag!
--Maar als wij den Zondag op zoek gaan, moet het puike ware zijn,
zwetste Odo. Als ge ons iets bijzonders kunt aanwijzen, ziet ge ons
terug en we zullen u weten te zeggen of 't naar den smaak is.
--Den weg zult ge wel vinden zonder mij, merkte de baas, al de
boerenjongens van de streek raden zulke dingen op den reuk.
--'t Is gemeend, we zijn onbekend en niemand bij ons en spreekt van 't
Meulenhof, niet meer als van gelijk welk ander. Zonder dat zouden we zoo
lang niet gewacht hebben dien boer een bezoek te brengen.
--Als 't alzoo is, loech de baas, ge zult er mij weten van te
vertellen: op heel de streek en vindt ge de weergade niet!
--Ernstig gesproken, meende Odo, dat belangt ons, waar wonen ze nu
eigenlijk die fleurige rozen?
--De eerste straatjongen de beste zou ze u wijzen; den Zondag in de kerk
zijn al de aanzichten op boer Meulenhofs twee dochters gekeerd; en naar
't geen er van bezoekers, ver en bij, daar op 't hof komt, moet het wel
de moeite weerd zijn.
--Ge doet me verlangen, loech Odo.
--De twee schoonste bloemen van de streke, meende de baas,
|