Daarmede heeft hij zich het leven ontnomen
Omdat hij bezweek van pijn en smart.
Ontlastend troostte het slot en blijder weer klonk het met vlijtiger
stemme:
Sa, jonge meiskes, al voor het laatste,
Al voor het sluiten van mijn treurig lied,
Als gij wilt vrijen, doet maar uw beste
Of de jongens brengen u in groot verdriet!
Ze wachtte en luisterde omdat ze meende gerucht te hooren bij de wiege,
en ze keek hoe ver de lap gegroeid was. De zonne was middelerwijl
gezonken en brandde nu heur goud schuin in warm groen over de blaren,
met dikke schaduwvlekken. De bloemen stonden stil en de vogels speelden
en waren doende in eigen genot. De rust daalde merkbaar met de koelte
van den uitslependen achtermiddag. De deun van haar eigen lied
weerhoorde ze nu met den voois van een trekorgel daarbij op een feest of
kermis ievers en ze voelde de deernis van 't weemoedig vertelsel door de
luide lente en 't gegiechel der omgeving, als bij 't overdenken van een
ongeluk dat lange geleden en verre gebeurd is.
Maar dat vage, vergeten ongeluk deed haar dubbele deugd om haar eigen
voldane leven: haar eigen groene warandeke met den waterplas, onder den
koelen vlierboom en heel haar leven van nu, mengelde en werd--hoe net
ook--te verschemeren in de zaligheid van een oud liedje. Ze kon het niet
meer uithouden, 't kwam op als een vloed, ze wipte van de zitplank en
met de armen open al, sprong ze naar de wiege.
Ze lagen wakker met oogen groot open en staken de armpjes uit om
opgenomen te worden.
--O, mijn deugnietjes, alletwee! en moeder hief ze op en duwde ze tegen
heur lijf en kuste hunne beslapene wezentjes overhands.
Ze zette zich op den stoel en eer ze heur wijde jakke open kreeg,
woelden en zochten de kleine handjes in de plooien om de bloote borsten
te vinden; zij grepen ze vast en lokten gulzig. En zoo zat moeder, met
haar kleed en de knieen open, de voeten op een anderen stoel, geduldig
te geven heur rijke melk. Zij hield de handen om de ronde kinderlijvekes
bloot op hun hemdeken en bekeek zichzelf en de twee dutskes die met
gelokene oogen, neerstig hun voedsel binnenhaalden. Ze voelde hunne
buikjes op en neder gaan bij 't zwelgen en ze loech om 't aardig vertoog
van heur eigen zitten en genoot de deugd en de ontlasting in de gegeerde
bezigheid. Als de twee molletjes hun bekomste gezogen hadden, duwden zij
met de handjes de witte borst weg en wendden het hoofd om te rusten.
Maar moeder bleef zitten
|