ne oogen bekeken haar en daarmee raadde ze al wat
hij zeggen wilde. De jongens woelden weer over zijn lijf en zij hielp
hen van op den beddekant. Ze staken ze omhoog, kaatsten en vingen ze
weer van hand te hand het spel hernemend.
Dien feestdag voorzag zij als den besten van heel haar leven, omdat ze
zoo nakende haar ongeluk was, en onder de vreeze nog en 't verschot van
den genadeslag, die bezijds geweken was, zonder schade of hinder te
doen. Zij 'n zou er hem geen woord van vertellen en alles bij zich
houden--niets dan blijde dingen mochten er vermond worden vandaag! Ze
joelden onbekommerd voort ondereen en binnen hielden zij den sterken
vrede en de verwachting van een langen, stillen rustedag, die al zoo
goed begonnen was.
* * * * *
SINT-JOSEF
Voor den eersten keer van al den tijd dat ze huishielden en jongens
kweekten, hadden Ivo en Dille vandage niet genoenmaald.
Vroeger--en bijna elken winter--hadden zij nog wel kort gezeten; Dille
had de jongens meer dan eens met wat potfoefeling van gevonden kost
gepaaid, maar onvoorziens was er dan van ievers hulpe gekomen en
beternis in den nood.
Nu was er niets: ze hadden aan tafel niet gezeten; gister hadden ze 't
laatste stuk brood gedeeld, en Ivo vond maar geen werk en vuurmaaksel
was er ook niet. En dat noenuur was zoo benauwelijk voorbijgegaan: waar
ze anders luidruchtig met de vorken wrochten, hadden ze nu op malkaar
zitten kijken en de jongens hadden geweend.
Ze waren zonder eten naar school!
Dille kon de vreeselijke nieuwigheid van dat gedacht niet verdrijven,
heur handen lagen lam in haren schoot en de kous waaraan ze wrocht was
op den grond gevallen. Heur eigenen honger voelde zij niet, 't was eene
eindelooze weemoedigheid, eene onlust die drukte en te ziene stond op de
vuile muren, op de doode stoof en de manke stoelen. "Geen eten!" 't
Schreeuwde luide overal rond waar ze de oogen wendde en van dezen keer
was 't zonder eenige hoop op beternis. 't Verdriet stropte heur keel vol
omdat ze met alle inspanning niet vinden kon 't geen er zoo doodnoodig
was of waar het te zoeken: eten voor de jongens.
En als 't weerom en nog eens al rondgedraaid was en heroverdacht en dat
't altijd verneenend of onmeedoogend grijnspotte waar ze de zinnen
wendde om hulpe of uitkomst,--dan keerde het lamme, krieperige wee in
onverduldigheid, in spannenden opstand, angst die uitbrak in wanhopige
kwaadheid, woede om 't gevoel dat praamd
|