m eenen slag te slaan.
Nog een half uurken, rekende hij, en hij ontstak zijn eerste pijp om den
tijd te bedriegen. Zijn gemoed was onrustig, gejaagd, omdat hij nu in
eene vreemde herberg was gaan zitten en niet gedaan had als Vanhoutte:
onbeschroomd naar "Het vlammend Hert" gaan zonder niemand te duchten.
Daarbij keerden in zijn eenzaam turen, al de kleine gebeurtenissen van
verleden jaar bij hunne komst hier in 't dorp voor zijnen geest--samen
hadden ze ontbeten onder gezellig kouten, in afwachting naar 't uur dat
de burgemeesters kantoor open ging.
--O, Vanhoutte kon hij anders wel missen! 't was nu al een jaar rond dat
ze, sedert hun onverschil, malkaar niet meer zagen. En het mocht nog
negentig jaar alzoo voortduren.
De herinnering aan hun vroegere partijtjes in de herbergen den Zondag,
en de avonden 's winters rond malkaars heerd, liet nu bij Verlinde zelfs
geen spijt meer na. Sedertdien hadden ze malkaar slechts twee keeren
ontmoet en ze waren met stijven hals voorbijgegaan zonder de een den
ander te bezien. Met geen woord hadden ze gescholden of geschimpt, maar
bij elkeen stond de haat vastgegroeid door den tijd en geen van beiden
zou een vinger toegeven, ze wisten het. Ze waren er nu aan gewend en
Verlinde dacht niet meer aan ruzie en heel zelden aan Vanhoutte. De
dagen keerden lijk voortijds, maar nu hij den vijand zoo voor de voeten
zag gaan en ze samen opeen moesten loopen lijk vandaag, joeg dat
Verlinde 't bloed weer op en hij kreeg eene kriezeling in de vuisten om
zijn onrecht effen te vechten. 't Was alsof het maar gister gebeurd was
en bij 't minste woord of gebaar, zou 't er gestoven hebben. Verlinde
zat geleund op zijnen wandelstok, lokte aan zijne pijp en binst dat
zijne oogen het pintenrek en den disch bekeken en de veilingsbrieven
lazen aan de wanden in de herberg, waren zijne gedachten te huis in de
doening op zijn land--hij herleefde in zijn geheugen den dag voor die
verkooping, als hij staan praten had met Vanhoutte; hij hoorde zijne
eigene woorden nog: ze bespraken de zaken als fijne vossen die bevriend
zijn en malkaar helpen willen waar 't den een den ander niet schaden
kon. Ze waren overeengekomen dat Verlinde de vijfhonderd tarweland
koopen zou die aan zijn eigendom geland lag, en Vanhoutte besprak de
weide achter Verlinde's hof. Hij zag nu weer beeldelijk den notaris
staan die bij de verkooping, die vijf honderd instelde. Verlinde was de
eerste die een bod deed--een stem hoogde hem af! Ver
|