heel den dag uit in de zonne en
's avonds ben ik moe en blije dat ik in mijn bed lig.--De menschen van
het huis zijn heel vriendelijk voor mij; maar de baronesse zegt wel dat
ze heel goed vlaamsch klappen, omdat zij Olanders zijn, maar dat vind ik
toch niet en ik kan ze almets maar heel moeielijk verstaan. Zij klappen
alzoo altijd van binnen ulderen mond met kraken in de keele en als ze
daarmee beginnen hoor ik niets anders meer dan die kraken; maar afin wij
verstaan mallekander eindelijk toch en ik zal daar wel aan gewennen. Wat
het eten en drinken aangaat, dat is ginter heel goed en ik moet zeggen
dat het zelfs beter is als hier.--Den baron en de baronnesse zijn dan
nog een endeken verder gereisd, maar mevreiwe is toch zoo bijzonder goed
voor mij; peis ne keer zij heeft mij nog vijftig frank op zak gegeven en
gezeid dat ze mij dikwijls zou komen opzoeken en dat ik ulder ook moest
komen bezoeken.--Eiwel, beminde vrouw, ik heb er van den achternoen eens
met den elektriek naartoe geweest, want er rijden hier ook elektrieks,
zilde, zoo goed als in Gent; maar alzoo een groot en schoon hotel waar
zij zijn, ook halfwege op den berg daar en hebt gij geen gedacht van. En
al dat groot rijk volk en zoo schoone gekleed, daar zoudt gij van
versteld staan! Den baron heeft daar zijnen odemobiel en hij en de
barones rijden er veel mee uit. Dat moet ginter zeker wat geld kosten!
Mevreiwe heeft mij den schoonen hof van het hotel getoond en zij heeft
mij ook van verre het speelhuis getoond, dichte bij de schoone blauwe
zee, waar al dat rijk volk ulder geld gaat verspelen.--Past maar op dat
ge daar ook uw geld niet gaat verspelen, zei mevreiwe alzoo al lachende;
maar zij mag wel gerust zijn, ik zal mijn cenzen wel beter weten te
gebruiken.
Nu, beminde vrouw, schei ik uit met de pen, niet met het hart. Zeg aan
meester Cattoir dat ik hem ook al gauw eens zal schrijven en gij moet
mij nu ook al gauw schrijven. Ik verop dat gij met Smul en Vaprijsken en
het Geluw Meuleken geenen last en zult hebben en dat de kinders goed en
gezond zijn. Ik ben ginter wel verre van u allen, maar met eenen dag en
eenen nacht op de vapeur ben ik hier toch weere als het zijn moet en dat
is toch eenen grooten troost voor mij. Ja, beminde vrouw, mijn
retourkaartje heb ik zorgvuldig van onder in mijnen koeffer bewaard om
het toch niet te verliezen.
In afwachting op uw antwoord noem ik mij voor altijd
uwen verkleefden man
ALFONS.
Hoe gaat het met de merr
|