ang en zuchtend ging ze zich op 't voute-kamertje verkleeden en
dan weer, naast 't wiegje van haar jongste kind, bij 't kleingeruite
vensterraampje, aan haar dagelijksche bezigheid. Moeder zat bij het
haardvuur, nam een snuifje, vouwde haar handen op haar knieen en begon
een praatje; La, die enkele dagen blijven zou, had haar kantwerk-kussen
meegebracht en liet de houten klosjes vlijtig door elkander rammelen.
Zij spraken natuurlijk over hem die nu reeds verre aan 't reizen was:
moeder steeds heimelijk onverzoend nog met de reis, doch nu iets minder
pruttelig, La opgewekt en vol verlangen, met frissche, glimlachende
lippen en blinkende oogen als van een jong, gevangen vogeltje, dat
droomt van heerlijke vrijheid, in verre, warme, blijde zonneruimte....
* * * * *
XXV.
Den derden ochtend na zijn afreis kwam de eerste tijding: twee korte
briefkaarten; een van de barones en een van Alfons. Hij was goed
aangekomen, hij voelde zich wel wat vermoeid van de reis maar toch
opgeruimd; hij had een groote, heldere, zonnige kamer en de streek was
't schoonste wat een mensch op aarde zien kon. Morgen, als hij heelemaal
ingericht was, zou hij haar een langen brief schrijven.
Rozeke's hart was opgelucht. De reis, de afstanden, de eenzaamheid,
alles scheen haar eensklaps veel lichter en gewoner om te dragen dan ze
eerst gevreesd had, nu ze reeds zoo spoedig goede en geruststellende
berichten van hem kreeg. 't Was haar of hij zich ergens ophield in de
buurt, waar zij hem elk oogenblik, als 't noodig was, kon zien en
spreken. Zij schreide niet meer halve nachten in haar bed om hem; zij
stelde zich niet langer allerhande ingebeelde rampen voor; maar met een
trillende emotie van nieuwsgierigheid wachtte zij op zijn eersten langen
brief, die dan ook stipt, volgens belofte, op gestelden dag en uur, haar
door den postbode overhandigd werd.
Het was een lange, lange brief, vol van zijn eerste indrukken en
ontboezemingen. De plaats en streek waar hij thans was wist hij niet
duidelijk te noemen; hij noemde het "ginter", in tegenstelling met
"hier", waarmede hij zijn eigen land en huis bedoelde. En 't maakte
eerst op Rozeke een vreemd-verwarden indruk; het leek wel of hij reeds
was teruggekeerd en vertelde over wat hij vroeger in het buitenland
gezien had. Hij schreef, geijkt-beginnend, als iedere boer of boerin die
een brief opstelt:
"Beminde vrouw,
Ik neem de pen in de hand om u te laten we
|