e," riep Rozeke; en zij wilde ook de min met het
wagentje doen binnenkomen. Maar de jonge barones sprak met schielijken
angst enkele haastige woorden in 't Fransch tot de min, die dadelijk met
het wagentje omdraaide en onder de boomen heen en weer ging rijden,
terwijl de barones Rozeke in 't woonhuis volgde.
Alfons voelde zich de laatste dagen weer wat beter. Hij had haar door
het raam gezien en hooren binnenkomen en hij was uit zijn leunstoel
opgestaan, angstwekkend bleek en mager, met groote, vreemd-glinsterende
oogen en een zonderlingen, bijna gepijnigden glimlach op zijn
blauwachtige lippen. Een groote, zwartwollen bouffante was dubbel om
zijn ontvleesden hals geslagen en zijn stem klonk hol en heesch als kwam
zij uit een kelder, toen hij de bezoekster welkom heette en verzocht om
te gaan zitten.
De jonge vrouw voelde zich plotseling door 't diepste medelijden
aangegrepen. Zij had niet gedacht dat het zoo erg was met hem; zij
schrikte van zijn uiterlijk en had alle moeite om dien akeligen indruk
te verbergen.
"Hoe vindt g' hem, mevreiwe?... al weere veel beter, e-woar, nou dat de
scheune doagen beginnen te komen?" vroeg Rozeke gemaakt-opgewekt, als
wilde zij niet alleen hem, maar ook nog zichzelf met een bedriegelijke
illuzie troosten.
"Zeker, zeker," antwoordde machinaal de barones, terwijl het in haar
keel kropte van meelijdende droefheid.
Alfons kuchte even, heel zacht en heel voorzichtig, als was hij bang
voor een geduchte hoestbui en zijn bleeke lippen glimlachten met
inspanning, terwijl zijn heesche stem op bijna fluisterenden toon zeide:
"As 't moar 'n beetse goe weer'n blijft, mevreiwe; as ik moar weere
buiten in de zonne kan goan zitten. 't Es toch zeu triestig, altijd in
huis."
Zijn mooie donkere oogen, die haar week en vriendelijk in vreemde
schittering toelachten, omsluierden zich plotseling als 't ware met een
floers van wanhopige droefheid en hij sloeg ze neer ten gronde als wou
hij zijn diepe smart niet laten merken. Maar zij hadden 't gezien en
innig gevoeld alle twee en Rozeke keerde zich eensklaps naar het raampje
om met trillende lippen, terwijl de jonge barones iets als een ijskoude
stilte in haar binnenste voelde neerzijgen. Zij peilde plotseling de
diepte van een onuitsprekelijke levenssmart vlak naast haar eigen jong
en frisch geluk en 't huiverde in haar van medelijden en van angst,
terwijl haar oogen even als verstard gevestigd bleven op het gelouterd
en nobel gezicht van die
|