aardrukkende zorgen!--De crisis
was voorbij, hij was weer op de been en zat in 't hoekje van den haard,
maar onbekwaam met iets zich te bemoeien, levend als een teer, ziekelijk
plantje in een warme broeikas. Hij was lastig en chagrijnig, hij en haar
beiden kinderen namen al haar tijd in beslag, eischten al haar zorg van
ieder oogenblik, en het gansche beheer en bedrijf der boerderij moest
aan de welwillende hulp en werkzaamheid van Smul, van 't Geluw Meuleken
en van Vaprijsken worden overgelaten. In het begin kwam moeder; en ook
haar vader, haar zuster en broeders kwamen om de beurt; doch wat baatte
het? Zij konden nooit langer dan een paar dagen blijven, en 't gaf ook
dadelijk aanleiding tot wrijving en gekibbel, niet alleen met Smul, maar
ook nog met het Geluw Meuleken en met Vaprijsken, die allen veel voor
Alfons en voor Rozeke over hadden, maar dreigden weg te gaan indien zij
gedwongen werden aan vreemdelingen, zooals zij Rozeke's ouders en
familieleden noemden--te gehoorzamen.
"Hawel, loat ze goan en neemt er ander!" had moeder Van Dalen reeds meer
dan eens nijdig uitgeroepen. Maar wanhopig haalde Rozeke de schouders
op: moeder leek wel gek haar zulken raad te willen geven. Wat zou ze,
wat kon ze, geboeid en gekneld als ze daar zat, met nieuwe, onbekende
dienstboden aanvangen? Zij begon weldra moeders komst eerder te vreezen
dan te verlangen: en alles ging zijn gang zoo goed en zoo kwaad als het
kon, en Rozeke zuchtte en weende en legde zich machteloos bij den
ellendigen toestand neer.
De lente naderde nog eens en met de eerste schoone dagen kwam weer de
drukte van 't werk op den akker.
Moeder was boos geworden omdat Rozeke naar haar zin niet handelde en
zette haast geen voet meer op de hoeve. Ook Vader kwam er nog maar
zelden en La en haar broeders hadden 't nu op Van Dalen's eigen
boerderijtje druk genoeg. De dokter had uitdrukkelijk aan Alfons
verboden zich voorloopig met iets te bemoeien en nog eens kon Rozeke
niet anders dan Smul en Vaprijsken volle vrijheid van handelen geven.
Zij riep hen bij elkaar en smeekte hen met tranen in de oogen haar te
willen blijven helpen. Zij beloofden 't en hielden ook trouw hun woord.
Zij werkten als voor eigen, maar regeerden ook als eigen goed wat hun
was toevertrouwd. Vooral Smul. Die was de echte baas geworden, aan wien
zelfs Vaprijsken, na de ranselpartij van 't vorig jaar, als een
onderdaan gehoorzaamde. Smul besliste, beval, eischte van de anderen de
slaafsche uitv
|