goed en wekte vertrouwen, meende
Deeske.
Toen trokken zij er op los.
* * * * *
Het was een frissche, droge, heldere, windige herfst-morgen. Zij
stapten ijverig door, Deeske fiksrecht, met hooggekleurde, bolle
wangetjes en vlugge, kleine pasjes, in een gelijkmatige,
kort-gekadanseerde slingering van zijn twee korte armpjes, alsof hij
zonder eenige inspanning over een volkomen effen pad voortschoof;
Theofielke daarentegen slof en slungelig, met scheef-rekkende
schouders en sleepstruikelende, ongelijke schreden, alsof hij
telkens weer door waden en door plassen heen moest stappen. De gele
bladeren stoven dwarrelend uit de boomenkruinen, en de landouwen
lagen kaal en kil, met hier en daar slechts, tusschen de bruine,
omgeploegde akkers, de fel-groene., malsche tintelvlekken van het
jouge rapenloof. Droef krasten benden omzwervende kraaien; en, langs
den eenzamen steenweg dien zij thans volgden, ontmoetten de twee
vrienden enkel nu en dan een op zijn zondags-best gekleeden boer,
die pijprookend naar zijn hofstede terugging, of een boerin met
bonte bloem-en-linten-muts en klapperenden, zwarten mantel, die,
worstelend tegen den fellen wind, zich haastte om nog de tweede mis
te halen. Reeds, in 't verschiet, vertoonde 't dorpje, waar zij heen
gingen, zijn spits kerktorentje boven de toppen van de verre boomen;
en daar zij, bij een kruisweg, vlak langs een herbergje voorbij
moesten, werd de verzoeking hun te sterk, en, na een korte, even
aarzelende beraadslaging, trokken zij er binnen.
Zij waren daar in zoover op gunstig terrein, dat zij er wel geen
drank zouden gekregen hebben zonder eerst hun centen te vertoonen,
maar althans niet vreezen moesten er wegens achterstallige schuld te
worden uitgescholden. Er was trouwens geen enkele klant in het
kleine gelagkamertje; alleen de herbergierster, die achter haar
schenktafel glazen stond om te spoelen.
--Twie dreupels, vreiwken, bestelde Theofielke, met een gewichtig
air aan een tafeltje naast Deeske plaats nemend.
De vrouw, een half-afgedroogd bierglas roerloos in de hand, keek hem
even vaag wantrouwend aan.
--Twie dreupels, herhaalde zij langzaam, met matte twijfelstem, als
om zich den tijd tot nadenken te gunnen... Maar Theofielke haalde
met een los gebaar het vijffrankstuk uit zijn binnenzak te
voorschijn en liet het royaal over het tafeltje klinken: en dadelijk
spoedde de vrouw zich met haar jeneverflesch naar den kelder. Deeske
s
|