, uit alle
gewesten van Vlaanderen, om dat eenig schouwspel bij te wonen: de
aankomst der krijgsgevangen vluchtelingen en gekwetsten uit Sedan.
Krioelzwart waren 't groote stationsplein en al de straten er
omheen. Rijtuigen konden er niet meer door, de politie was
overrompeld, en alleen de gendarmen te paard slaagden erin nog een
betrekkelijke orde te handhaven.
Meneer Fruytier stond in de eerste rij, met zijn vrouw en dochter,
elk oogenblik geperst, gedrongen en gestooten. Zijn kin was pas
geschoren, zijn bakkebaarden stonden uit, zijn oogen blikten
gezagvoerend-stuursch, zijn gestalte rees martiaal-fiks achterover.
Hij had geen seconde getwijfeld of zijn verschijning zou een enorme
sensatie verwekken; doch het viel tegen, geen mensch lette bizonder
op hem, geen een scheen door de sprekende gelijkenis getroffen; en
't maakte meneer Fruytier inwendig nijdig en woedend. Wat waren dat
voor stomme lui die zoo iets frappants niet merkten! Hij voelde zich
gekrenkt en vernederd tegenover zijn vrienden en voortdurend verweet
hij op bitteren toon aan zijn vrouw en zijn dochter dat zij hem
verhinderd hadden naar Sedan te gaan.
--Wa es da hier? Wa gelijkt da hier? T'n es hier niets te ziene!"
bromde hij.
--'n Beetse passiencie, man, 'n beetse passiencie, Pa, smeekten
vrouw en dochter, die, tegen haar zin meegekomen, in de benauwende
menigte bijna stikten.
Dat duurde eindeloos lang, in angstig-toenemende woeling en drukte.
Toen ging er plotseling als 't ware een golfslag over 't gekrioel
der menigte; en iets naderde, door een troep gendarmen te paard
voorafgegaan en door ontelbare politieagenten met getrokken sabels
rechts en links omlijst.
De Fransche krijgsgevangenen!...
Eensklaps een plechtige, doodsche stilte in plaats van het woelend
rumoer! Eenieder roerloos, zonder dringen, door eerbied en emotie,
met wijdangstige oogen aan den grond genageld. Eenige lui, op
't stationsplein, ontblootten, als voor een lijkstoet, hun hoofd; en
machinaal werden daarop alle hoeden afgenomen.
Daar waren ze!... Gele, uitgemergelde gezichten, bleeke of donkere,
hol-starende oogen; lange, zwaarhangende snorren over ongeschoren,
ingekrompen, weggetrokken wangen! Het rood en blauw der uniformen
was verkleurd, verscheurd, verregend en verschroeid; de epauletten
hingen afgezakt in vale rafels; de shako's waren ingedrukt; de
bloote, gore, struikende voeten barstten uit de ros-en-grauw
geworden, gapende schoenen. Armen werden in vu
|