FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   91   92   93   94   95   96   97   98   99   100   101   102   103   104   >>  
de lentekruinen in den oud-knoestiger boomgaard daarbuiten... * * * * * Ik keer mij om en ga naar de deur toe. Even van op den drempel al die omgevende zachte heerlijkheid nog genoten en dan naar de schuur, waar ik weldra, door het halfduister, rechthoekig gat eener openstaande deur, vagelijk Zienekens bekoorlijke gestalte ontwaar. Zij hoort mij naderen, kijkt om, komt even half buiten, wenkt mij, met een geheimzinnig, vlug gebaar, bij zich. Ietwat verwonderd loop ik stilletjes naar haar toe. --Wilt-e nou ne kier wa zien, meniere, dat-e zeker nog noeit van ou leven gezien 'n het?" fluistert zij met een vreemde, half lachende. half ernstige en bijna booze en bange uitdrukking over haar frisch gelaat. "Moar stille, stille, dat hij ou nie 'n heurt." En schoorvoetend trekt ze mij mee in het halfduistere der schuur. Een eigenaardig geluid, achter een plankenbeschot, treft er mijn oor. 't Is of er daar gevochten wordt, in 't stroo. Ik hoor hijgen. zwoegen, dof bonzen en stampen; en 't is of er de stroohalmen onder een stormwind door elkaar worden geslingerd en gezweept. --Wat es da, Zieneken?" vraag ik verbaasd. --Stt!" sist ze, met den vinger voor den mond. En zacht duwt ze mij half om den hoek van de planken-afsluiting naar voren. Het duurt een poosje voor ik in die grauwe schemering iets duidelijks onderscheiden kan. Mijn oogen moeten er aan wennen. Maar door een dubbel rijtje pannen onder 't lage stroodak schitteren licht-wafeltjes; en eindelijk zie ik: In een hoek der schuur een grijsgeel hoopje stroobundels. Midden op die bundels, woest heen en weer springend, hijgend, wroetend, stampend, schuddend, beukend met zijn beide vuisten, een heel jong kereltje, een knaap van misschien twaalf of dertien jaar. Hij schopt en slaat in 't ritselende stroo, hij herhaalt met een geknor van toorn zijn aanloop en telkens zie ik, in zijn wildgezwaaide rechterhand, de glinsterschicht van een getrokken mes opflikkeren, dat hij wreedaardig-diep in den hoop boort en er heen en weer in wringt. Het is een akelig gezicht van baldadige woestheid; en, niet begrijpend, kijk ik Zieneken onthutst en ondervragend aan. --Da es iets, e-woar?" fluistert ze bevend. En plotseling springt ze toe en gilt ze 't verontwaardigd uit: --Feel! gie leulijke sloeber! Wilt 'n kier seffens uitschien!" Als bij tooverslag houdt het op. Doodverschrikt keert het kereltje zich om, staat daar even sidderend voo
PREV.   NEXT  
|<   91   92   93   94   95   96   97   98   99   100   101   102   103   104   >>  



Top keywords:
schuur
 

fluistert

 

Zieneken

 

stille

 

kereltje

 

bundels

 

schuddend

 

springend

 

hijgend

 
wroetend

stampend

 

beukend

 

schitteren

 

moeten

 

wennen

 

onderscheiden

 

poosje

 
grauwe
 
schemering
 
duidelijks

dubbel

 

rijtje

 

eindelijk

 

grijsgeel

 

hoopje

 

stroobundels

 

wafeltjes

 

pannen

 
stroodak
 

vuisten


Midden
 
geknor
 

bevend

 
plotseling
 
springt
 
verontwaardigd
 

ondervragend

 

woestheid

 
begrijpend
 
onthutst

Doodverschrikt
 

sidderend

 

tooverslag

 
leulijke
 
sloeber
 

seffens

 

uitschien

 

baldadige

 

gezicht

 

schopt