ter tegen een ander hadden ingeruild.
Zoo liepen zij, steeds met het zelfde stuk dat niemand wilde,
ongeveer een tiental herbergen af. Zij deden als gewone, kalme,
welgestelde dorpsburgers of boeren, hielden een praatje met de
menschen, speelden een partijtje met de dobbelsteenen of de kaarten,
en slechts een af en toe hevig opstormende roes van bijna
uitbarstende jool en wassende dronkenschap maakte 't hun lastig om er
eenigszins hun ernst en fatsoen bij te behouden. In alle plaatsen
werden zij, bij 't eerste klinken van het mooie zilverstuk,
onmiddellijk bediend, maar hier en daar toch hadden soms, bij het
afrekenen, ondanks hun krasse brutaliteit, minder aangename scenes
plaats en wel het ergst in de afspanning: het _Vliegende Paard_, waar
zij op vertrouwen van het mooie stuk ook flink gegeten hadden. Er was
daar iets van drie en half frank te betalen; de baas schold en
vloekte geweldig; en daar zij, meer en meer brutaal geworden door het
aanhoudend welslagen van hun schurkenstreek en aangehitst ook door
den drank, uitdagend tegenstribbelden en lawaaiden, werden zij
plotseling, door man en vrouw en knecht, met een pak slaag op straat
gegooid.
Theofielke, woedend, wilde weer de herberg binnen om den boel kapot
te slaan, maar Deeske, die zich wel 't gevaar bewust werd, en nog
andere plannen in het hoofd had, hield hem kalmpjes sussend tegen en
kreeg hem eindelijk, niet zonder moeite, met zich mee.
Het werd dan ook hoog tijd. De dorpelingen, door den baas uit het
_Vliegende Paard_ opgeruid, kregen het spelletje in de gaten en
begonnen dreigend saam te troepen en te jouwen; en 't lukte nog maar
heel precies dat de twee vrienden, met invallende schemering, zonder
ergere ongevallen uit het vreemde dorp ontkwamen.
--Einde goed, alles goed! orakelde Deeske, toen zij ten slotte, na
een poosje geducht door stappen, veilig in het open veld kwamen.
--Moar nou opgepast! 't fijnste moe nog komen!
Nu zij stevig gegeten hadden, was de wild-opstormende roes van
dronkenschap goed onderdrukt en was het hun ook mogelijk kalmpjes te
redeneeren hoe ze den leuken dag prettig zouden eindigen.
--Loat ons bij Veel-Hoar goan en de diee mag 't vijffrankstik houen,
stelde Deeske voor.
Ietwat onthutst keek Theofielke op.
--Bij Veel-Hoar! Om wat te doene? vroeg hij eindelijk.
--Ha! da es euk 'n goeie! lachte Deeske. Woarveuren goan de
knechtejongens bij VeelHoar?
Theofielke begreep en een glimlach van verrukte jool kwam op z
|