uit; en het gepeupel daarbuiten, dat hun vroolijkheid
hoorde, schaterde wilduitgelaten mee, met kreten als van dolle dieren
in het opnieuw herhaald, alom galmend geschreeuw:
--De Stier es getreiwd! Vivat de Stier!"
De Stier hield zich onverstoorbaar goed, maar de man zette hoe langer
hoe vreemdere oogen op.
De plechtigheid was afgeloopen. De trouwers verlieten het
gemeentehuis en kwamen weer in de vlaggende straat, waar de toeloop
van het volk intusschen tot enorme proporties was gestegen. Het leek
wel of het heele dorp daar bij elkaar getroept was. Een dol-joelende
stoet vergezelde hen tot aan de kerk, en, na de kerkelijke
ceremonie, tot aan het rijtuig dat hen naar de stad zou voeren,
alwaar zij, volgens gebruik, den huwelijksdag verder zouden
doorbrengen.
* * * * *
Eerst om negen uur 's avonds kwamen zij in 't dorp terug.
Gedurende hun afwezigheid waren de grappenmakers druk aan 't werk
geweest. Brandende lampions en vetpotjes hingen feestelijk te
wiegelen aan gespannen touwen voor de huizen, een vurige triomfboog
prijkte in de straat en hier en daar schitterden transparanten met
zeer eigenaardige opschriften. Maar de Stier hield zich goed, en de
man begreep maar half of in 't geheel zelfs niet.
Voor hun deur, onder den vuurstralenden triomfboog, werden zij
gek-plechtig door het feestcomite verwelkomd. Een der leden trad
gewichtig uit 't gelid naar voren, een groot vel papier in de eene
hand, een grooten ruiker in de andere. Met luidgalmende stem las hij
een hoogst-origineel gedicht voor, waarbij de joelende omstanders
weer herhaaldelijk in wilde schaterpret uitbarstten. Maar de man
begreep er niets van en de Stier hield zich voortdurend
onverstoorbaar goed. Strak-ernstig nam zij den bloementuil aan, boog
en dankte, dronk even van den eerewijn en overhandigde daarna het
glas aan haar echtgenoot, die het in een teug ledigde. Dichtbij nu
bomden de kanonnen, hun roode vuurtongen ten hemel schietend; en
plotseling verscheen in rooden fakkelgloed de muziek, met
donderendbonzende groote trom en schril-schetterende fanfaren. Het
gepeupel begon te zwieren, te springen en te dansen en 't feest
ontaardde in een woeste bacchanaal. Meisjes werden gichelend-gillend
in donkere hoekjes gedrongen, bier en jenever stroomden overvloedig,
waggelende kerels zwenkten brallend, met heesche dronkaardsstemmen
door de straat. De Stier en haar man, roerloos op den drempel van hun
huisje, keken h
|