doagen valt
Parijs in onz' handen"...
O! die weerklank in ons land van de tragische gebeurtenis!...
't Zijn van mijn verste herinneringen, maar nog voel ik de
koortsachtige opgewondenheid die alleman overweldigde!
De sensationeele berichten zwollen tot de
proporties van een algemeene wereldramp, die ook ons zou komen
aantasten. Tot in het hart van Vlaandren beweerden sommige menschen
het kanongebulder te hebben gehoord; men had den grond voelen
dreunen en 's avonds zagen de angstig-verwilderde oogen van de
dorpelingen reusachtig-breede bloedvlekken aan den hemel. Men sprak
van meer dan honderd duizend dooden en gekwetsten; en wie niet al te
bang was of verafschuwd, en er geld en tijd en moed voor over had,
maakte plannen om dat gruwel der gruwelen ter plaatse te gaan zien.
* * * * *
Zooals van zelf spreekt was meneer Fruytier een van de eersten. Hij
kondigde 't plechtig voor zijn vrienden aan, dienzelfden avond, in
de "stamenee" "Het Gouden Zulleken" en deelde 't opgewonden bij
zijn thuiskomst aan zijn vrouw en dochter mede:
--Moak mijne koeffer geried; 'k vertrekke morgen noar Sedan!"
--Och Hier och God! dat 'n mient-e toch niet!" vlogen moeder en
dochter ontsteld overeind.
--Nie mienen!... Ha ge zil wa goan zien!" bravoerde hij, met een
beweging naar de deur of hij al vast zelf ging inpakken.
Zij snelden naar hem toe, verperden hem den weg, klampten zich
smeekend, snikkend aan zijn kleeren.
--O, nie, man, o, nie, Pa as 't ou b'lieft 'n doet dat toch niet! Ze
goan ou ginter deudschieten!"
--Mij deudschieten! 'k Neme mijn jachtgeweire mee!" pochte hij.
--O man, o, Pa, as 't ou b'lieft! as 't ou b'lieft! as 't ou
b'lieft!"
--Loat mij los!" krijschte hij, eensklaps woedend, opgewonden en
vechtlustig. "'K wil d'r noartoe!"
--O, wacht te minsten nog nen dag of twiee, nog ienen dag! nog nen
halven dag!" smeekte zijn vrouw. "Wacht te minsten tot morgen
uchtijnk, tot da we gelezen hen wat dat er in de gazet over
geschreven stoat!"
Na oneindig veel moeite liet hij zich ten slotte tot dit laatste
overhalen.--Goed. Hij zou wachten tot den volgenden ochtend. Maar
zijn valies moest al vast gepakt worden en, zoodra hij 't laatste
nieuws in de courant gelezen had, zou hij vertrekken. 't Was en
bleef onherroepelijk; hij moest, hij wilde er naartoe. Hij had het
plechtig, aan al zijn vrienden in het "Gouden Zulleken" beloofd.
Ongetroost holden moeder en dochter naar bove
|