et schouwspel een heele poos aan; en eerst toen de
vetpotjes waren uitgedoofd en de wilde joelbende eindelijk met
fakkels en muziek naar de dorpsplaats terugtoog, sloten zij in stilte
hun luiken en hun deurtje en doofden binnen alle lichten uit...
Verder was 't een vreemde, ongewone nacht. Er werd op straat
geschreeuwd, gezongen, gekeven, gevochten. Soms bleef 't een heele
poos doodstil en de menschen konden slapen; maar eensklaps weer
hoorde men allerlei rare geluiden: spotgelach, nabootsing van
hondengehuil, hanengekraai, kattengemiauw, getokkel met knokkels op
luiken, en af en toe een telkens weer herhaald., schor en
woestbrullend geloei, als van een gansche, dolle veestapel. Het was
een abnormale, gekke, rustelooze nacht.
* * * * *
's Ochtends, al van in de eerste vroegte, stonden de buren op den
loer.
Hoe zou het afgeloopen zijn? Allen waren ondeugend-benieuwd om de
Stier en haar man terug te zien.
Eerst tegen zes uur, toen het reeds volzonnig Augustus-daglicht
schitterde, werd een der groene luikjes van _Het Koffijhuis_ zachtjes
opengeduwd. Onmiddellijk daarna het tweede. Zij flapten met een kort
geluid tegen het witte muurtje aan en een hand zette de knipjes
vast. Toen ging insgelijks het groene deurtje open en "den nieuwen
boas" zooals de menschen hem noemden, verscheen even in zijn
hemdsmouwen op 't stoepje en staarde rechts en links de straat eens
vlugjes in.
--Dag Boas! Alles goed?" riep vroolijk, op een afstand, een der
buren.
De baas keek op, en, heel gewoon, even naar den buurman
hoofdknikkend:
--Ieste klasse! scheun weer, he?" antwoordde hij; en verdween in het
huisje.
Ietwat teleurgesteld, staken de buren de hoofden bij elkaar. Hoe zoo:
alles goed! He! wat vreemd! Zou de Stier dan toch, gewoon weg, als
elke andere vrouw... Maar wat had 't Kuipken dan zoo uit te varen en
zich aan te stellen of hij allerhande rare dingen wist die hij niet
zeggen kon!--Zij zelven voelden zich nu vaag belachelijk, met al hun
raar gefeest. Het geheimzinnig raadsel bleef althans onopgelost en
't leek wel of de Stier zelf hen allen voor den gek gehouden had.
Futloos, inwendig nijdig op het Kuipken, rouwend over 't geld dat zij
aan 't grapje verdaan hadden, trok elk naar zijn gewone bezigheden
terug.
Doodkalm en saai als altijd, verliep verder de dag. Tusschen elf en
Twaalf--het borreltjes-uur--gingen enkele kerels eens tot aan het
_Koffijhuis_ om er den raadselachtigen to
|