had hij wel zijn politieke
opinies, en was ook geen lid van den gemeenteraad, al wist hij heel
precies te zeggen hoe de gemeente had moeten beheerd worden. Hij was
er trotsch op, dat hij geheel onafhankelijk, en daardoor boven en
buiten alle partijen stond.
--Ik, zei hij, zijn stramme gestalte verwaand achteroverhellend,
als de menschen hem soms vroegen waarom hij, die zoo rijk was en
zooveel verstand had, zich met niets wilde bemoeien,... ik ete thuis
op mijn gemak mijn kieken op en drijnke mijn flassche wijn uit en
veurt van de rest 'n kan den boel mij nie tichelen."
Toch was hij geen bepaald hardvochtig man. Hij kon soms iets
goed-ruws hebben. Hij deed dan wel heel barsch en sprak wel heel
kort van zich af, maar 't was soms om een diepere emotie te
verbeteren. Alleen was hij ijdel, ongeloofelijk, kleinkinderachtig
ijdel!
* * * * *
Toen de oorlog uitbrak, had hij dadelijk, beslist en scherp, partij
gekozen voor de Franschen. Ditmaal vond hij 't toch wel de moeite
waard om er zich warm voor te maken.--De Duitschers, pouah! wat 'n
volk! Niks waard! Prullen! Niks! Ze zouden niet weinig op hun kop
gaan krijgen! Hij schold er op, 's avonds in de herberg, met zijn
vrienden, die hem maar zelden durfden tegenspreken, omdat hij de
rijkste van het dorp was. En met grijnzend welgevallen las hij hun,
uit zijn dagblad, de eerste, den Franschen gunstige oorlogsberichten
voor.--Ja maar, en dat was nog slechts een begin! Nu trok de Keizer,
Louis Napoleon, naar het oorlogsterrein en 't zou nog heel wat anders
worden, zoodra die zelf het heft in handen nam!
Hij prononceerde: "Lowie Napoleon" en hij sprak over den Franschen
Keizer op een familiaren toon, alsof hij hem persoonlijk goed kende.
Lowie Napoleon zou dit, Lowie Napoleon zou dat; Lowie Napoleon had
zijn plan, dat slechts door heel enkelen gekend was; en meneer
Fruytier liet duidelijk genoeg verstaan, dat hij onder die heel
enkele bevoorrechten behoorde.
Toen vielen de harde, bittere klappen: Weissenburg. Worth,
Froeschwiller; en onze geillustreerde bladen, die eerst niets dan
Fransche portretten gaven, kwamen vol met Duitsche plaatjes. Zoo zag
meneer Fruytier voor 't eerst het konterfeitsel van Koning Wilhelm en
de gelijkenis met zich zelf trof hem ineens, overweldigend.
Het was datzelfde barsch voorkomen, die stuursche oogen, die sterke
kaken, die grijze, dikke bakkebaarden, die zware snor. De kin van
den Pruisischen vorst was ge
|