FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   55   56   57   58   59   60   61   62   63   64   65   66   67   68   69   70   71   72   73   74   75   76   77   78   79  
80   81   82   83   84   85   86   87   88   89   90   91   92   93   94   95   96   97   98   99   100   101   102   103   104   >>   >|  
t duister naast elkaar: de groote trekbeenend en slungelend als liep hij op een hobbelbed van keien, de kleine effen-rythmisch schuivend in de gekadanseerde slingering van zijn korte armpjes, als gleed hij, roeiend overeindstaande, in een onzichtbaar schuitje voort. Daar stond de oude, grijze molen met zijn naakt-gekruiste wieken, en ginder verre lag de groote, sombere hoeve, zwaar ingesluimerd in den dompigen nacht. Zij moesten afscheid nemen. Morgen begon alweer de lange, saaie arbeidsweek. --Allo, Dees, sloap wel, zille; en tot zondag he? zei Theofielke. --Sloap wel, Teefiel, en tot zondag! antwoordde Deeske. En smakelijk dampend verdween hij met zijn korte, kleine, vlugge pasjes in het donkerstille van het eenzaam veld. IV. "DEN BINDER". Geen mensch heeft ooit precies geweten waarom "den Binder" zich verdronken had. Hoe hij zich verdronken heeft, heb ik, door den jongen houtzager die 't zag gebeuren, hooren vertellen. Een eigenaardig type was die "Binder". Een kort, nog al gezet ventje van om en bij de zestig, met een strak-ernstig, diepzinnig gezicht, en met de vreemdste, de angstwekkend-vreemdste oogen die ik ooit gezien heb. Die oogen, achter hun brilglazen, staarden bijna aanhoudend ten gronde. Je keek hem aan, je vroeg hem iets, je praatte met hem een heele poos: onafgewend bleven zijn oogen strak ten gronde kijken, op de tippen van je laarzen. Iets buitengewoons moest hem dwingen of verlokken om ze even schuchter op te slaan; en dan zag je, als in een weerlicht zoo vlug, twee kleine, sombere, glanslooze ballen, als waren zij uit hoorn gesneden; twee doffe ballen zonder licht noch leven, behalve iets,... iets bijna onnaspeurbaars diep en fijn van tinteling: twee korte, weeke lichtstraaltjes vol van een onuitsprekelijken weemoed, die zoo aangrepen, zoo onweerstaanbaar aangrepen, dat je verademde wanneer het mannetje maar dadelijk weer zijn droeven blik ten gronde richtte. Er lag als 't ware een afgrond van onuitgesproken wee in die twee doffe, trieste oogen. Was het om die vreemde oogen, of om zijn afgetrokken, menschenschuw karakter, of waarom was het ook?... althans, de menschen in het dorp beweerden dat hij met den booze omging en kon tooveren. Hij was een bezembinder. Zijn eigenlijke naam wisten de meeste dorpelingen zelfs niet meer. Zij noemden hem kortweg: "den Binder". Hij woonde in een zijstraatje, en was getrouwd met een mager, houterig, gebogen vrouwtje, die een klein winkeltj
PREV.   NEXT  
|<   55   56   57   58   59   60   61   62   63   64   65   66   67   68   69   70   71   72   73   74   75   76   77   78   79  
80   81   82   83   84   85   86   87   88   89   90   91   92   93   94   95   96   97   98   99   100   101   102   103   104   >>   >|  



Top keywords:
kleine
 

gronde

 

Binder

 

zondag

 

ballen

 

verdronken

 

sombere

 

aangrepen

 

groote

 
waarom

vreemdste

 

zonder

 

gesneden

 

tippen

 

kijken

 

laarzen

 

buitengewoons

 
bleven
 
onafgewend
 
praatte

dwingen

 

weerlicht

 

glanslooze

 

verlokken

 

behalve

 

schuchter

 

wanneer

 

bezembinder

 
eigenlijke
 

meeste


wisten
 
tooveren
 

menschen

 
beweerden
 
omging
 
dorpelingen
 

houterig

 

gebogen

 
vrouwtje
 
winkeltj

getrouwd
 

zijstraatje

 

noemden

 
kortweg
 
woonde
 

althans

 

onweerstaanbaar

 

weemoed

 

verademde

 

mannetje