lijke afkondigingen hingen in het traliekastje aan de deur
van het gemeentehuis aangeplakt, de geboden in de kerk waren van den
preekstoel afgelezen, en 't Kuipken, onverzoenlijk gebrouilleerd, had
de scheiding van hun klein vermogentje geeischt, en het zoolange
jaren gemeenschappelijk bewoonde huisje, dat door het lot in haar
deel viel, voor goed verlaten, om in een der voornaamste
dorpsherbergen: _Het huis van Commercie_, op kamers te gaan leven.
Daar, elken avond, omringd door de ondeugend-nieuwsgierige
stamgasten, gaf hij razend op zijn zuster en haar aanstaand huwelijk
af, maar, hoe er ook al heimelijk gezinspeeld en gepolst werd, het
echte van de zaak liet het Kuipken niet los. Het bleef bij vage,
algemeene verontwaardiging en dreigementen, bij een voortdurend zich
beroepen op de wet, die zulke immoreele dingen moest verbieden.
--Wa veur immoreele dijngen, ontvanger?" drongen de
oolijk-ondeugende stamgasten aan. Maar gesard schudde 't Kuipken
hoofd en schouders, en, zonder verdere toelichtingen:
--Tuttuttut! Pouah! Pouah!" bromde hij. En hij huiverde en walgde,
alsof het hem te vies en te akelig was om daar iets meer over te
zeggen.
* * * * *
Intusschen werd door eenige grappenmakers uit het dorp een plannetje
op touw gezet. Zoo'n buitengewone gebeurtenis als het huwelijk van
"de Stier" diende wel op een buitengewone wijze gevierd te worden. En
er werd besloten dat de buurt zou vlaggen en 's avonds met lampions
en transparanten de huizen versieren. De dorpsmuziek zou aan de
trouwers een serenade komen brengen en een gelegenheidsgedicht zou
hun voorgelezen en met eerewijn en bloemen aangeboden worden.
Al van in den vroegen ochtend dreunden op den dag van 't huwelijk de
kanonnen. Dat wekte algemeene joelend-blijde feeststemming en drukke
scharen, waaronder zelfs gewichtige dorpsheeren en dames, stroomden
naar het gemeentehuis toe.
Daar kwamen de trouwers door de vlaggende straat aan. Zij liepen
gewoon langs de huizen, kalm en ernstig, zonder vertoon, beide heel
eenvoudig in het zwart gekleed. Alleen had "de Stier" haar zwarten
hoed met een paar witte linten en bloemen versierd. Haar houding was
deftig, haar groote, donkere oogen staarden, zonder vrijpostigheid
doch zonder schroom, naar het joelend, opdringende volk. Haar lange
haviksneus stond als een strakke snavel in 't midden van haar
gezicht, en boven haar mond, waarvan de fijne, toegeknepen
lippen zich op haar geheim
|