FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   6   7   8   9   10   11   12   13   14   15   16   17   18   19   20   21   22   23   24   25   26   27   28   29   30  
31   32   33   34   35   36   37   38   39   40   41   42   43   44   45   46   47   48   49   50   51   52   53   54   55   >>   >|  
e zich nu in nieuwe heerlijkheid het wilde, zonnige, meigroene land dat heel in de verte in zilveren misten verblauwde. Dat haalde de ziel omhoog. Het was overal een bonte verschilligheid van bruin en groen, waartusschen hier en daar het felle geel der rapenbloemplekken geweldig kwam losschetteren. De weiden wiegden hun gers onder een witten wind en de Nethe schoof er blinkend haar rappe, koele wateren door. De lucht van alle kanten doorregen met vogelengetjirp, was vol aangename reuken, en de boomen op den Nethedijk stonden daar helder en vroolijk-klaterend als waren ze versch uit den grond gerezen. Op de breede smeerwortel-blaren langs den dijk lagen nog dikke dauwdroppelen te stralen en te blinken lijk echte diamant; Pallieter plukte al rijdend zoo een blad af, bracht het aan de lippen en liet de koele druppelen in zijn mond rollen. "'t Is goe, en smokt nor den hemel," zei hij. Langs alle kanten lag de gewillige aarde weer heel haren rijken schat te geven, bloemen, planten, erwten, peekens en allerhande vruchten; en allerhand gediert dat ontpopte, terwijl andere koppelden, en de lucht rook naar honing, en een spuitende beerkar doordrenkte den grond. Dat is het Leven: altijd maar geven en koppelen, en 't een heeft nog geen dag gezien of het andere wordt reeds gemaakt. Zoo gaat het altijd voort en altijd rond, het eene maakt plaats voor het ander, en staat ge nu met uw tien geboden in het haar, of op uwen vinger te zuigen, de "waarom" komt ge toch niet te weten. "Mor da's niks," zei Pallieter, "'t is schoen, en lot er ons de sijs van aflakke...." en met den smaak van appelkokken en kersen in den mond zag hij naar de wit-en roosbebloemde boomen die de hoeven verborgen. Het deugdwater liep over zijn hert. Soms galmde het lied van een jongen boer, en het gehinnik van een wit of bruin paard. Een ploeg blonk en op de Nethe trok een visscher zijn net omhoog waarin zilveren visch spartelde. Een zwaluw scheerde van den eenen dijk naar de andere, de honden stoeiden door de beemden, sprongen over grachten en rolden ondereen in het fluweelig gers waarvan zij onder 't loopen de tippekens beten. Hun geblaf vulde de lucht, hanen kraaiden, bijen bromden, en in den blauwen hemel stond een lenige pluim van kleine witte wolkskens. Pallieter was geroerd door dit fel, heropbeurend leven; hij haalde een ebbenhouten fluit uit den zak en begon er een blij lieken op te spelen dat klaar over de velden trippelde. Het was alsof het
PREV.   NEXT  
|<   6   7   8   9   10   11   12   13   14   15   16   17   18   19   20   21   22   23   24   25   26   27   28   29   30  
31   32   33   34   35   36   37   38   39   40   41   42   43   44   45   46   47   48   49   50   51   52   53   54   55   >>   >|  



Top keywords:

Pallieter

 

altijd

 

andere

 

kanten

 

boomen

 

omhoog

 
haalde
 
zilveren
 

roosbebloemde

 

kersen


zuigen

 

waarom

 

hoeven

 

deugdwater

 

gemaakt

 

verborgen

 

appelkokken

 

schoen

 

vinger

 
geboden

aflakke

 

plaats

 

zwaluw

 

lenige

 

kleine

 

geroerd

 

wolkskens

 

blauwen

 
kraaiden
 

bromden


spelen

 

lieken

 

velden

 

trippelde

 

heropbeurend

 
ebbenhouten
 

geblaf

 

visscher

 

waarin

 

spartelde


jongen

 
gehinnik
 

scheerde

 

waarvan

 

fluweelig

 

loopen

 
tippekens
 

ondereen

 

rolden

 
stoeiden