e
wijsbegeerte toeschrijft, dat zij zich van die oorzaak bewust is, dat
zij er zich reden van geeft. Verre van daar. Maar des ondanks moet gij
als ik dikwijls hebben opgemerkt, dat zij slechts sympathie over heeft
voor alles, waarin kracht schuilt, dat de populairste beelden tevens de
onafhankelijkste zijn. Het is of in den boezem des volks het bewustzijn
der oorspronkelijke bestemming van het mannelijk karakter wordt
omgedragen: ontwikkeling aller krachten, aller gaven.--Knecht--klerk
--hofmeester--hoveling--hebt gij ooit een jongen ontmoet, die u zeide,
dat hij een dier vier dingen worden wilde? Allen leeren spoedig genoeg
--in de laagste kringen het spoedigst,--dat er iets, dat er veel van de
vrijheid moet worden opgeofferd, om den wille van het geld--maar er geheel
afstand van te doen, maar zich zelfverloochening ter taak te stellen, en
dat wel een gansch leven lang, dit is eerst in lateren leeftijd het gevolg
of van nooddwang, of van dweeperij, of, in exceptioneele toestanden, van
deugd.
Als de school echter voor ons niet te vergeefs zal zijn uitgegaan, dan
moet ge mij vergunnen, nog eens naar de jongens terug te keeren: er
waren toekomstige klerken in den hoop, tweeerlei soort zelfs, al was er
niets in hun uiterlijk dat het aanduidde, al wisten zij het zelve nog
niet. De tros des heers, de bedaarde naslenteraars, de bezadigde
jongelui, zullen die waarschijnlijk opleveren. Het zijn of kinderen van
gemeene lieden, die zich de nering hunner ouders zullen schamen, en, ten
gevolge van het verbeterd onderwijs, eene sport hooger zullen klimmen op
de ladder des maatschappelijken levens, die klerken zullen worden in
plaats van bazen;--of het zijn zonen eener weduwe, van goeden, maar
armen huize, telgen, die voor de misslagen hunner ouderen boeten: een
onberaden huwelijk, de oorzaak van achteruitgang en armoede. Ik vrees,
dat het te fijn gesponnen zou zijn, de eersten op school te willen
herkennen aan hun uitmuntend gedrag, dat hen soms tot den
twijfelachtigen rang van kweekelingen verheft; maar ik ben er zeker van,
dat zij de bollen van de bent zijn, in fraai schrijven en vlug rekenen.
En wat de laatsten betreft, wij hebben geene verontschuldiging in te
brengen, dan dat er zooveel te zien was; maar anders, wij hadden hunne
bestemming moeten gissen uit armen en beenen, die zegevierend door
mouwen en pijpen van hun oud, maar fijn pak staken; uit aangezigten, die
niets beloofden; waarop geene wolk van sluimerend talent rustt
|