uin van het huis, aan het eind van een laan, was een open
koepel, van waar men 't mooiste uitzicht had: die maakte Rousseau tot
zijn werkkamer. Ondanks slechte gezondheid en barre kou zat hij daar
elken dag eenige uren te denken en te schrijven in dien winter van
1758-59. Na al de ellende der laatste maanden was een nieuwe golf van
vruchtbaarheid over hem gekomen, hij was druk aan het werk. Ofschoon
zijn onderwerp schijnbaar niets uitstaande had met zijne persoonlijke
ervaringen van den laatsten tijd, wist hij het--dit is het geheim van
den dichter--met den stroom van zijn eigen gemoedsleven, die in die
dagen vreemd gespleten, half-verbitterd, half-verteederd, vloot, te
doordringen.
Het was een verhandeling over het tooneel, die hij uitgaf onder den
titel "Lettre a d'Alembert sur les spectacles." De aanleiding tot het
werkje vormde een bladzijde uit het artikel "Geneve" in de Encyclopedie,
waarin het gemis aan schouwburgen in die overigens zoo beschaafde en
ontwikkelde gemeenschap betreurd en de regeering opgewekt werd ze toe te
laten. Voor den schrijver van die bladzijde--het artikel zelf was van
d'Alembert--hield men algemeen Voltaire. Verzot op het tooneel, zelf
regisseur en akteur in zijn eigen stukken, had hij het plan opgevat van
bij het landhuis, dat hij in Les Delices, een voorstad van Geneve,
bewoonde, een liefhebberij-schouwburg in te richten, maar de gestrenge
heeren van den kerkeraad wilden daarvan niet weten; zij deden al hun
best zulk een "onzedelijke onderneming" tegen te houden. Echter, ook in
Geneve was het tij aan 't verloopen en kort na de verschijning van
Rousseau's geschrift kon Voltaire triomfantelijk aan zijn vrienden
melden: "heel Geneve bezoekt onzen schouwburg, de stad van Kalvijn wordt
een stad van genoegens en van verdraagzaamheid."
De "Brief aan d'Alembert" is uit twee verschillende gedachte-draden
geweven: een van polemiek tegen het fransche tooneel (zoowel het
klassieke treur- en blijspel als het burgerlijk drama dat in die dagen
begon op te komen) in wezen de oude kritiek der beschaving op een nieuw
onderwerp toegepast;--een van idyllisch-gekleurde beschrijving van de
eenvoudige onbedorven zeden en den roerenden gemeenschapszin eener
klein-boersche en klein-burgerlijke demokratie. In de kritisch-satirische
gedeelten luchtte Rousseau opnieuw zijn verontwaardiging over het leven
der heerschende klassen van zijn tijd, in de idyllische stelde hij daar
tegenover niet zoowel de werkelijkheid
|