in de meest
onheusche bewoordingen verzocht zij hem, de Hermitage ten spoedigste te
verlaten.
Hij had, sedert einde Oktober, ellendige weken doorgebracht, misschien
de ellendigste van zijn leven. Mme d'Houdetot was toevallig op
denzelfden dag dat Mme d'Epinay naar Geneve vertrok, naar Parijs
teruggekeerd. Rousseau en zij waren uiteengegaan na een afscheid vol
betuigingen van teederheid en vriendschap; hij had geschreven en nog
eens geschreven en nog eens: zij liet al zijn brieven onbeantwoord. Hij
begreep niet waarom, hij martelde zich af met gissingen. Lieten allen
hem nu in den steek? Ontviel hem alles waarop hij gesteund had? Bezat
hij geen enkelen vriend meer? Dit kon hij niet dragen; hij verloor zijn
evenwicht geheel en al.
Diderot, die hem begin December bezocht, ontstelde van zijn heftigheid,
zijn volkomen gebrek aan zelfbeheersching: men kon zijn woedekreten in
den tuin hooren, hij leek waanzinnig.
Toen kwam dat briefje uit Geneve: het werkte als een zweepslag. Met de
kracht der overspanning handelde hij, flink en energiek, die anders
altijd uitstelde en talmde. Hij vond en huurde een huisje dicht bij 't
dorp Montmorency, deed zijn boel overbrengen, ondanks sneeuw en
erbarmelijk slechte wegen: half December al was hij verhuisd. Aan Mme
d'Epinay schreef hij van uit zijn nieuwe woning, "niets is zoo eenvoudig
en zoo noodzakelijk, Mevrouw, als weg te trekken uit uw huis, wanneer ge
niet wenscht, dat ik er blijf."--Toen zonk hij in elkaar.
Zijn oude vrienden had hij voor goed verloren, ofschoon de eigenlijke
breuk met Diderot wat later kwam. Om hem heen was de vereenzaming, als
om ieder, die wanneer zijn haar begint grijs te worden, de vrienden
zijner hoopvolle jaren verliest.
II. DE KATASTROPHE.
Het huisje te Mont Louis, een buitenwijk van Montmorency, waarin hij met
Therese getrokken was--haar moeder woonde voortaan niet meer bij hen
in: hij had gemerkt hoe weinig vertrouwbaar zij was, hoe zij hem naar
den mond praatte maar achter zijn rug heel anders deed--het huisje was
oud en bouwvallig: de planken vloer behoefde dringend vernieuwing, de
meubels zonken bijna door. Maar het uitzicht was heerlijk: van af het
terras zag men neer op het park en het prachtige kasteel van den
hertog-veldmaarschalk van Luxembourg, de grootste heer van de streek.
Het lag vlak onder het stadje, halverhoogte den heuvel die omhoog voerde
naar het woud, omlaag naar den vruchtbaren vallei van Montmorency.
Achter in den t
|