riefje kreeg van
Diderot, die er op aan drong dat hij toch gaan zou, en zich in 't
bijzonder beriep op de "overmaat van verplichting die hem aan Mme
d'Epinay bond," toen twijfelde hij niet meer: zij komplotteerden tegen
hem, het moest den schijn krijgen of _hij_ de minnaar van Mme d'Epinay
was, daarom moest hij mee. Grimm had dat zoo gewild om zelf vrij uit te
gaan, ingeval er iets uitlekte van de bevalling.
Hij was ontzettend verbitterd. Al zijn oude vrees voor een afhankelijke
positie kwam weer boven; het leek hem of Mme d'Epinay een knechtendienst
van hem vroeg en hem in het juk der dienstbaarheid spannen wou: hij
dacht er niet over, gelijk hij het in een brief aan St. Lambert
uitdrukte: "zich in zijn eigen land ten toon te stellen in het gevolg
van de vrouw van een algemeen belastingpachter." Als een egel stak hij
zijn stekels naar alle kanten uit.
Bestond er grond voor zijn wantrouwen en zijn verbittering?
Bevatte het praatje van Mme d'Epinay's zwangerschap waarheid? Had Grimm
werkelijk de hand in 't spel en wou hij Roussau naar Geneve sturen om,
zoo die zwangerschap bekend werd, hem tot zondebok te laten dienen?
Komplotteerden zijn oude vrienden inderdaad zoo schandelijk tegen hem?
Of was alles heel gewoon en heel eenvoudig? Ging Mme d'Epinay zooals zij
zeide voor haar gezondheid naar Geneve en had zij gedacht: "'t zou
gezellig zijn als Rousseau met mij mee ging, hij kent de stad en de
menschen en liep toch rond met vage plannen van een nieuw bezoek aan
zijn vaderland." Was dit heel eenvoudige waar?
De beantwoording van deze vragen heeft de biographen van Rousseau in
twee kampen gescheiden. Maar al hun beschouwingen hebben geen zekerheid
gebracht.
Brieven zonder tal--booze, heftige, hoonende, koude, kalmeerende,
gemoedelijke brieven--mijn hemel! wat schreven de menschen in dien
tijd--vlogen als vogels van diverse pluimage tusschen Rousseau, Mme
d'Epinay, Mme d'Houdetot, Diderot, Grimm en St. Lambert heen en weer in
die najaarsdagen. En toen kwam 't treurig einde van oude vriendschap en
goed-bedoelde zorg.
Rousseau's eerste aandrift was geweest, de Hermitage onmiddellijk te
verlaten, maar de anderen hadden hem daarvan teruggehouden, hem verzocht
tot 't voorjaar te wachten, om zoodoende een openlijken breuk te
vermijden. Men hield daar niet van in die kringen. Hij gaf toe en toen
Mme d'Epinay vertrokken was, schreef hij haar in dien geest. Het
antwoord kwam begin December, verpletterend van hoogheid:
|