eene oppervlakte beslaat van
omstreeks negentig vierkante mijlen, niet meer dan tien grondeigenaars
en zeventig herders tegen duizend zeelieden.
Voor wij weder naar boord terugkeerden, wilden wij althans de
voornaamste kerk van Hydra zien, die in Griekenland haars gelijke
niet heeft. Deze kerk, de kathedraal, werd voor omstreeks anderhalve
eeuw gebouwd. Zij is geheel uit wit marmer opgetrokken, en is rijk
versierd met beeldhouwwerk en met fraaie byzantijnsche schilderijen op
gouden grond. Aan het gewelf hangt een reusachtige kroon van massief
zilver, in venetiaanschen smaak bewerkt en met prachtig beeldwerk
versierd. Daarnaast hangt een fraaie kroon van verguld brons, in den
stijl van Lodewijk XIV en prijkende met de koninklijke lelien van
Frankrijk. Naar men zegt, werd deze kroon, tijdens de omwenteling,
uit een der koninklijke kasteelen gestolen en te Marseille door een
koopvaardijkapitein van Hydra gekocht, die bij zijne terugkomst dit
kunstwerk, als een ex-voto aan de Panagia (de Heilige Maagd, letterlijk
de Al-heilige) wijdde. Nevens de kerk, en daarvan afgescheiden, staat
een campanile of klokkentoren, geheel opengewerkt en gebeeldhouwd,
als ware het een reusachtig stuk speelgoed uit ivoor gesneden. De
koepel van dezen wondervollen toren bestaat uit tien open bogen van
wit marmer, waartusschen men den blauwen hemel ziet; de koepel gelijkt
sprekend op eene kroon.
Ik mag het eiland niet verlaten, zonder er aan te herinneren dat Hydra
het vaderland is van een staatsman, die in de diplomatieke wereld van
Europa een welbekenden naam draagt: Demetrius Bulgaris, thans ruim
vijf-en-zeventig jaar oud, en die sedert meer dan vijftig jaar een
zeer werkzaam aandeel heeft genomen aan de politieke geschiedenis van
zijn land. Zijne tegenstanders beschuldigen hem van hartstochtelijke
partijschap en van oneerlijke praktijken en intriges, waaraan hij
meermalen het belang des lands zou hebben ten offer gebracht. Ik
wil zijne politieke loopbaan niet beoordeelen; zeker is het, dat hij
getoond heeft een man van zeldzame geestesgaven te zijn.
Hij is meer dan tienmaal eerste minister geweest; bij de omwenteling
van October 1862, die Koning Otto van den troon stootte, plaatste hij
zich aan het hoofd van het voorloopig bewind; en ondanks zijn hoogen
leeftijd, schijnt zijn ijver en zijn eerzucht nog onverflauwd. Hij
heeft nimmer de nationale kleederdracht willen afleggen; en te midden
der andere ministers en hooge staats-ambtenaren, a
|