iden, zoowel den hoogsten top als dien, waarop de fransche
ingenieurs hunne pyramide hadden opgericht. Reynaud en al de bewoners
der vallei waren met de eigenlijke gesteldheid zeer slecht bekend. Men
wist alleen dat de ingenieurs een piek hadden beklommen, waar zij een
nog hoogeren top hadden ontdekt, dien zij de Pointe des Arcines of
des Ecrins hadden genoemd. Maar men kon niet zeggen of deze laatste
top te La Bessee zichtbaar was, en kon ook evenmin den top aanwijzen,
waarop de pyramide was verrezen. Naar onze meening werd de hoogste top
door andere kruinen aan ons oog onttrokken, en zouden wij deze laatsten
eerst moeten beklimmen, om de eigenlijke spits des bergs te bereiken.
"Van de beklimming door den heer Puiseux wisten de boeren niets af:
volgens hun zeggen, was de hoogste top van den Pelvoux nog nooit
door iemand beklommen geworden: het was juist die top, dien wij
bestijgen wilden.
"Ons vertrek werd alleen nog maar vertraagd door de afwezigheid van
Macdonald en door het gemis van een stok. Reynaud stelde ons voor,
een bezoek te gaan afleggen bij den postdirecteur, die een Alpenstok
bezat, in den ganschen omtrek bekend en beroemd. Wij begaven ons naar
het kantoor, maar het was gesloten; wij riepen zoo luid wij konden door
de reten van de deur; geen antwoord. Eindelijk echter ontdekten wij
den postdirecteur, blijkbaar bezig met zich te bedrinken, waarin hij
reeds tot eene vrij aanmerkelijke hoogte geslaagd was. Nauwelijks had
hij ons gezien, of hij riep uit, zoo goed en zoo kwaad als het ging:
"Frankrijk is ... de eerste natie ... der ... der ... wereld!" Wij
spraken hem natuurlijk niet tegen, maar trachtten hem aan het verstand
te brengen, waarom wij eigenlijk gekomen waren. De beroemde stok kwam
dan ook voor den dag: het was een tak van een jongen eik, ongeveer
een el en zeventig duim lang, krom en vol kwasten.
"Mijnheer, herhaalde de postdirecteur, terwijl hij ons den stok ter
hand stelde: Frank ... rijk, weet ge, dat is de ... eerste ... de
eerste ... natie der ... wereld, om haar, haar...."
"Hij zweeg.
"Haar stokken, fluisterde ik hem toe.
--Juist, mijnheer ... juist ... om haar ... stokken, om haar
... haar...."
Maar verder kon hij het niet brengen. Toen ik een blik wierp op
dien broozen staf, dacht ik niet zonder eenige ongerustheid aan mijne
eigene zwakheid; maar Reynaud, die het gansche dorp op zijn duim kende,
verzekerde mij dat er geen beter te vinden was. Wij verwijderden ons
dus met
|