, hooger
op den berg, onder eene andere rots overnacht. Den volgenden morgen
werd hij ons gewaar, terwijl wij, hoog boven hem, bezig waren tegen
eene steilte op te klauteren; maar daar hij ons toen onmogelijk kon
bereiken, onderwierp hij zich aan zijn lot, en bleef ons, met kloppend
hart, nastaren, tot eene kromming van de rots ons aan zijn oog onttrok.
De zware ademhaling onzer makkers, die in diepen slaap lagen gedompeld,
verbrak alleen de onuitsprekelijk plechtige, hartaangrijpende
stilte. Maar wat is dat? Luister! Wat beteekent dat onheilspellend
gerucht hoog boven ons? Ik hoor het weder, en duidelijker dan
straks;--het komt al nader en nader ... het is een rotsblok, dat van de
bergwanden boven ons is losgeraakt. Wat schrikwekkend gerucht! In een
oogwenk zijn wij allen op te been. Het rotsblok nadert met vreeselijk
geweld: wie kan het in zijn vernielende vaart tegenhouden? Het rolt
en springt en vliegt en stoot en botst tegen andere rotsen, dat de
stukken en splinters er afstuiven; brullende en loeiende ijlt het den
gapenden afgrond tegen. Goddank! het is ons voorbij gerold!... Neen,
daar is het weer.... Wij houden onzen adem in, als de steenklomp, door
eene onweerstaanbare kracht voortgeslingerd, met donderend geraas,
alsof eene gansche batterij nevens ons werd afgevuurd, pijlsnel, even
beneden ons bivouak, nederstort, gevolgd door een wolk van ratelende
steenen en kletterend gruis. Het is voorbij; en wij ademen vrijer,
als wij het gevaarte eindelijk op den gletscher, diep beneden ons,
hooren nederploffen.
"Wij keerden naar ons bivouak terug, maar ik was te opgewonden om
te kunnen slapen. Kwart over vieren nam ieder onzer zijn reiszak
weder ter hand, en hervatten wij onzen tocht. Ditmaal waren wij
overeengekomen, zooveel mogelijk rechts te houden, om zoodoende
het plateau te bereiken, zonder onzen tijd te verspillen met het
oversteken van den gletscher. Ik heb niet noodig nogmaals onzen
marsch te beschrijven: het zou slechts herhaling zijn van het
vroeger gezegde. Gedurende anderhalf uur klommen wij snel naar boven,
soms loopende, maar doorgaans met handen en voeten klauterende, om
eindelijk tot de overtuiging te komen, dat wij toch den gletscher
moesten oversteken. Ter plaatse waar wij nu den gletscher betraden,
was hij zeer steil en vol spleten en groote diepe gaten en kloven. De
grootste moeilijkheid was, den top te bereiken; maar met behulp van
ons touw, kwamen wij toch zonder ongeval aan de overzijde. Daar
|