e zijde had moeten blijven, kon nu naast Almer komen staan
en op zijne beurt den zeer comfortabelen weg aanschouwen, dien hij
had ontdekt. Zeven uren achtereen waren de drie gidsen bezig met
gaten in het ijs te hakken, eer men den gletscher van Argentiere,
die aan den voet van dezen ijsmuur ligt, kon bereiken. Gelukkig liep
deze roekeloos gevaarlijke onderneming zonder ongelukken af, en kon
de heer Whymper ongestoord zijn triomf genieten.
(Wordt vervolgd.)
De Merinos in Spanje.
De reiziger, die in de lente of den herfst de wijd uitgestrekte en
vaak zoo eenzame en eentonige vlakten van centraal Spanje doorkruist,
ontmoet dikwijls op zijn weg groote kudden schapen, die door hun
lange witte wol de aandacht van den vreemdeling trekken. De kudden
worden geleid en bestuurd door een aantal gewapende mannen, deels
te voet, deels te paard, die op het eerste gezicht meer op roovers
dan op herders gelijken. Voorts behooren nog tot de kudde een zeker
aantal muildieren, met allerlei zaken beladen, en eene menigte groote
honden, wier muil met scherpe tanden is gewapend. Die schapen zijn
de beroemde merinos, wier wol vroeger aan Spanje zoo veel millioenen
piasters heeft opgebracht, toen men zich in het overige Europa bijna
niet op de schapenfokkerij toelegde, waaraan in Spanje destijds zoo
groote zorg werd gewijd.
De merinos slapen nooit onder een dak: zij brengen hun leven door
in de open lucht. Zij veranderen alleen van weidegrond, en trekken
van het noorden naar het zuiden of van het zuiden naar het noorden,
van de sierra naar den campo of van den campo naar de sierra, naar
gelang van den tijd des jaars.
Zulk eene kudde merinos, met haar herders en haar honden, is bijna
een kleine staat op zichzelven. Want men bedenke wel, dat zulk eene
kudde, als algemeene regel en behoudens enkele uitzonderingen, uit
niet minder dan tienduizend stuks bestaat.
De opperste herder of mayoral heeft vijftig ondergeschikte herders
onder zijne bevelen: dit is dus een man voor elke tweehonderd
schapen. Elk dezer herders heeft zijn eigen hond, zoowel om op de
schapen te passen als om ze te verdedigen, want de wolven zijn verre
van zeldzaam in de spaansche sierras. Deze honden, die den strijd
tegen de wilde dieren niet moeten duchten, zijn groot van gestalte
en sterk van bouw en spieren. Zij behooren tot een bijzonder ras,
dat zich door eene groote mate van verstand, vatbaarheid en ijver
onderscheidt. Zij zijn bijna even groot als wolven e
|