en gesteld is van den kolonel-kommandant der
militie in elken kreits. De kolonel van Zara had weleer onder zijne
bevelen tien sirdars en vijftien onder-sirdars of aramasse. Ik weet
niet, in hoever deze organisatie in den laatsten tijd is gewijzigd.
Als deze pandoeren een misdadiger aanhouden om hem voor het gerecht te
brengen, leggen zij hem niet de handboeien aan, maar in plaats daarvan
snijden zij zijn wijden broek naar de turksche mode, die de bewoners
der omliggende distrikten algemeen dragen, ter zijde open, zoodat
hij op de hielen valt en het ontvluchten onmogelijk maakt. Eenigen
dezer prachtige pandoeren hadden de vriendelijkheid voor mij te
poseeren, zoodat ik, tot mijn genoegen, hun portret maken kon. Uren
lang vertoefde ik op deze binnenplaats, schrijvende, teekenende. Drie
boerinnen van Kistagne zijn welwillend genoeg om mede haar portret te
laten maken. De eene, een blond jong meisje, met eene roode muts met
goud galon en pailletten op het hoofd, met een fijn wit hemd versierd
met veelkleurig borduursel, met fraaie schitterende snoeren om den
hals en medailles op de borst, met een blauwen geborduurden rok en
een veelkleurig voorschoot, staat onbewegelijk voor mij, schier even
onbewust als een standbeeld. Achter haar staan twee oude vrouwen, het
hoofd gehuld in witte doeken met rood lint omzoomd, met groene linten
door haar groote valsche haarvlechten, en den breeden met zilveren
knoppen versierden gordel; zij schijnen voortdurend beheerscht door
een zekeren angst. Zoodra ik mijne schets voltooid heb, spoeden
zij zich weg; en de president van de rechtbank, die de zitting voor
eenige oogenblikken geschorst heeft, komt mij straks eene merkwaardige
mededeeling doen. De twee oude vrouwen, die zwijgende gedurende ruim
een uur geposeerd hebben, zijn hem komen zeggen, dat een man haar
een uur lang voor zich heeft doen staan en haar al dien tijd strak
heeft aangekeken en voortdurend geschreven; dat hij haar daarna een
gulden gegeven heeft, zouder evenwel zijn oordeel te spreken of vonnis
te vellen. De beide vrouwen hadden mij voor een rechter aangezien,
en gemeend dat ik door mijn strak aankijken tot in het diepst harer
ziel had willen doordringen! De vrees of schuwheid om zich te laten
portretteeren, is trouwens aan alle onbeschaafde of onontwikkelde
bevolkingen eigen, en ieder reiziger, die gepoogd heeft zulke
menschen voor zich te laten poseeren, zou daaromtrent merkwaardige
ervaringen kunnen mededeelen. Nauwelij
|