hoort men overal het rollen van
biljardballen. Opzichtig gekleede vrouwen drentelen door de straten,
en half-dronken kerels twisten over hunne vertering in de kroegen. En
toch wordt ge telkens herinnerd aan de vrije natuur, aan het bloeiende
veld. De hoofdstraat is met boomen beplant; in de straten rechts en
links stoot ge nog telkens op boomstronken. Op de binnenplaatsen staan
antilopen aan palen gebonden; runderen wandelen heen en weder, en
leggen zich rustig neder voor de deuren. Meisjes gaan water putten in
de beek; half ongetemde paarden rennen en draven door ruime grasvelden.
Naar het uiterlijke te oordeelen, moet de bevolking dezer grensstad
voor de helft uit negers bestaan. Nergens is een enkele Chickasaw
of Choctaw te bespeuren; geen enkele roodhuid woont te Denison;
toch is Denison nog iets anders dan enkel een voorraadschuur voor
Fort Sill en eene wijkplaats voor vrijverklaarde slaven. Het is een
kamp en voorpost van de vijanden der roodhuiden.
Ettelijke dagen na mijne aankomst in Amerika, bevond ik mij op een
stoomboot op den Potomac, en teekende in een der morgenbladen enkele
zinsneden aan, waarvan ik mij voorstelde, later gebruik te maken. Een
der passagiers dit ziende, kwam naar mij toe, en zeide:
"Gij zijt waarschijnlijk een correspondent van een der dagbladen
van New-York?
--Neen, mijnheer; ik ben een reiziger uit het oude moederland.
--Ha! een Engelschman! Kent gij Ulysses S. Grant?
--Ik heb de eer.
--Kunt gij mij dan ook zeggen wat hij met de Indianen doen wil? Ik
ben geboortig uit Texas, en vertegenwoordig de Spread Eayle (Zwevende
Arend.) Gij hebt toch wel gehoord van de Spread Eagle?--Niet? Dat is
vreemd!--Wel, ik ben naar het Oosten gekomen om te onderzoeken wat de
President zich voorstelt te doen met het indiaansche grondgebied. Als
hij het land wil openstellen, wij staan gereed voor de deur. Geheel
Denison zal de Red-River oversteken; Caddo ligt dichter bij Fort
Sill dan Denison, en zou beter geschikt zijn als voorraadschuur
en wapenplaats. Een paar woorden per telegraaf, zooals "Vooruit
maar"--en binnen een week zijn er tienduizend man te Denison, te Caddo,
te Limestone-Gap. Dat land, mijnheer, is de tuin van Amerika. Als
Ulysses S. Grant ons maar een teeken wil geven, dan zal het niet lang
meer duren of onze paarden staan aan de oevers van den Arkansas."
Ik vrees dat die journalist gelijk heeft. Vijf jaar nadat het
indiaansche grondgebied voor het kapitaal en den arbeid der
|