weder afgesproken, dat men
elkander te Breuil zou ontmoeten; maar Carrel en Cesar verbraken
hunne belofte: zij vertrokken om den Matterhorn te beklimmen met een
Italiaan, den heer Giordano, ingenieur der mijnen.
Woedend over deze teleurstelling, besloot de heer Whymper zich naar
Zermatt te begeven. Den 11den zag hij te Breuil een jeugdig Engelschman
aankomen, in gezelschap van een der zoons van Pieter Taugwalder. Zij
spraken elkander aan. De jonkman was lord Francis Douglas, wiens
heldhaftige beklimming van den Gabelhorn de bewondering van den
heer Whymper had opgewekt. Hij bracht goede tijdingen mede: de oude
Taugwalder was onlangs den Hoernli overgetrokken, en het was hem daarbij
gebleken, dat de beklimming van den Matterhorn aan die zijde zeer goed
mogelijk was. Lord Douglas bood zich aan om den heer Whymper op zijne
nieuwe onderneming te vergezellen, waarmede genoegen genomen werd. Den
12den trokken zij te zamen over den col Saint-Theodule, vervolgens om
den voet van den bovensten gletscher van Saint-Theodule heen, staken
den gletscher van Furggen over, en bezorgden de tent, benevens dekens,
touwen en levensmiddelen, in de kleine kapel van Schwarzsee. Zij
hadden tweehonderd ellen lengte touw bij zich. Vervolgens naar
Zermatt afgedaald, namen zij Pieter Taugwalder als gids aan; en in
het hotel van den Mont-Rose terugkeerende, ontmoetten zij Croz met
den Rev. Charles Hudson, die naar Zermatt gekomen was, om op zijne
beurt de beklimming van den Matterhorn te beproeven. Weldra waren de
noodige afspraken en schikkingen gemaakt, en de beide reisgezelschappen
vereenigden zich. De kleine karavaan bestond nu uit de gidsen Croz,
Pieter Taugwalder en zijne twee zonen, den heer Whymper, lord Douglas
en den heer Hudson. Deze laatste vroeg en verkreeg vergunning om
een zijner landgenooten, den heer Hadow, die zoo pas den Mont-Blanc
bestegen had, mede te nemen.
Maar wij zullen nu het woord laten aan den heer Whymper.
"Den 13den Juli 1865, des morgens ten half zes, vertrokken wij van
Zermatt; het was prachtig schoon weder, geen wolkje was aan den hemel
te bespeuren. Ons gezelschap bestond uit acht personen: Croz, de oude
Pieter Taugwalder en zijn twee zonen, lord Francis Douglas, Hadow,
Hudson en ik. Tot overmaat van zekerheid, had iedere toerist zijn
eigen gids. De jongste Taugwalder werd mij toegevoegd; hij was er
trotsch op dat hij deel mocht nemen aan onze expeditie, en gelukkig
dat hij zijne kracht en zijne behendigheid
|