naar de vallei. Dicht
bij dien hoek wijst onze gids ons een reusachtigen boom, een
zoogenaamden aoa of indischen vijgeboom (ficus indica). De hoofdstam,
uit zware dooreengeslingerde kleinere stammen bestaande, heeft een
omtrek van bijna dertig el; tot op dertien el hoogte behoudt hij
dezelfde afmetingen, maar dan verdeelt hij zich in een twaalftal
geweldige, horizontaal gestrekte takken, die met hun lommer een
oppervlakte van honderd el in doorsnede bedekken. Wij vertoeven eenige
oogenblikken onder de verkwikkelijk koele schaduw van dezen koning
der bosschen. In den tuin der zusters van Saint-Joseph de Cluny te
Taio-Hae, bevindt zich een tweede, zeer merkwaardig exemplaar van
dezen boom.
Wij vervolgen onzen weg en betreden de vallei van Vaitoe, die zich
voor ons opent. Eene beek, die zeer gemakkelijk doorwaadbaar is,
vormt, dicht bij het strand, een vrij groote waterkom. Op weg komen
wij langs eenige hutten van inlanders, waarin wij, naar lands gebruik,
onbeschroomd binnen treden. De bouw dezer woningen is hoogst eenvoudig:
aan de hoeken vier palen, in den grond gestoken boven een soort van
platform, paepae genoemd en uit groote platte steenen samengesteld;
aan het boveneinde dier palen zijn gaten gemaakt, waarin de dunne
en buigzame kokosstammen zijn bevestigd, die het onderstel van het
dak vormen; het achterste gedeelte van de woning ligt hooger dan het
voorste. Op de palen en op de kokosstammen worden lichte dwarsbalken
gelegd, die met touwen van kokosvezelen stevig worden vastgebonden;
de tusschenruimte wordt met bamboes aangevuld, waardoor de lucht
echter vrijelijk spelen kan. Tot verdere voltooiing van het dak,
worden lange stokken omwonden met kokos- en palmbladen, en vervolgens
op het houtwerk gelegd, zoodat de bladeren der opvolgende lagen over
elkander heenvallen. Het dak steekt een weinig buiten de wanden der
woning uit, en beschermt haar volkomen tegen den regen.
De weg stijgt onophoudelijk, maar is niet meer zoo effen als
straks. Wij komen bij een heuvel, met katoenvelden bedekt.
"Wilt gij de Chineezen zien? vraagt onze gids.
--Zijn hier dan Chineezen?
--Ja; zij arbeiden op de plantage, waarop wij ons nu bevinden. Zoo
gij het wilt, kunnen wij een kijkje gaan nemen in hunne woning,
die vrij wat beter is ingericht dan de hutten der inlanders."
Het uitwendig voorkomen der woning bevestigt reeds ten volle de
juistheid dezer opmerking. Wij treden eene ruime zaal binnen, die de
breedte heeft van de
|