tweemaal de reis van Zara
naar Sebenico gemaakt: eens over land, met den wijden omweg over Knin
en Dernis; en eens over zee. Voor de vaart van de eene haven naar de
andere heeft men zes uren noodig. De haven van Sebenico wordt als zeer
veilig geroemd; het water is zeer diep; de geringe breedte van het
kanaal San-Antonio en de ligging der eilanden, die den toegang tot het
kanaal afsluiten en den wind onderscheppen, bevorderen de veiligheid
der schepen. Uit zee gezien, vertoont de stad zich ingesloten op een
eng begrensd terrein tusschen den berg en de kust, en beheerscht door
de hooge forten. Wie van de landzijde komt, heeft een meer volledig
overzicht: men ziet de stad van achteren in haar geheel, en verder de
golf, de eilanden, en zelfs aan den verren horizon, de Adriatische-zee.
Bij dit mijn tweede bezoek, nu ik de stad door de poort van Dernis
binnenkom, is de zon reeds ondergegaan. Terwijl ik een nachtverblijf
opzocht, en een beambte bij de posterijen, voor wien ik een brief bij
mij had, opspoorde, was het inmiddels volslagen duister geworden. Ik
gebruik mijn middagmaal in eene op italiaanschen trant ingerichte
trattoria, waarna mijn nieuwe makker mij eene avondwandeling door
Sebenico voorstelt. Alvorens ons op weg te begeven, gaan wij in een
naburig koffiehuis eenigen zijner vrienden afhalen.
Welk eene zonderlinge stad! Wij klauteren naar boven langs smalle,
kronkelende trappen, ter wederzijde omzoomd door huizen van
fantastische bouworde; nauwe donkere gangen, niet ongelijk aan
bedekte wegen in eene vesting, loopen eensklaps uit op campi, waar
het zilveren schijnsel der maan eene fraaie italiaansche loggia uit
den tijd der renaissance verlicht, en op den grond de lange smalle
schaduw teekent van eene antieke zuil, eenzaam te midden van het
plein oprijzende. Wij maken allerlei wendingen en omwegen; nu eens
plotseling nederdalende tusschen twee muren, met vochtigen uitslag
bedekt en flauwelijk verlicht door een schemerende lantaarn; en dan
weder uit de diepte naar boven klauterende langs hooge, uitgesleten
en glibberige trappen,--en komen eindelijk op een platform, dat de
gansche stad beheerscht, en vanwaar men de golf, de eilanden en de
zee overziet.
Voor onze voeten verrijzen boven elkander de daken der huizen en de
koepels der kerken, tot eene donkere massa saamgevloeid, waarin hier
en daar lichtpunten schitteren; uit de stad stijgt een dof gedruisch,
een gemurmel als van ruischende wateren, tot ons op;
|