en heeft de tijd over alles zijn
sluier geworpen. Langzamerhand heeft de weelderige natuur haar gebied
hernomen; groote vijge- en amandelboomen wortelen in de aardlaag;
de boer heeft zijne hut gebouwd op de plek, waar de paleizen zijner
voorvaderen bedolven liggen, en de verwoeste stad slaapt in haar
graf onder de aarde. Het tegenwoordige dorp draagt nog den naam
van Salona, maar het beslaat slechts een zeer klein deel van de
oppervlakte der oude stad. Doch, zoo uitwendig niets het oog trekt,
behoeft men slechts even in den grond te delven, om tot de zekerheid te
komen dat daar eenmaal Salona stond. Reeds lang voor de tegenwoordige
opgravingen bestond daaraan geen twijfel; alle antieke overblijfselen
in het museum van Spalato, beelden, vazen, graftomben, opschriften,
enz. getuigen onwedersprekelijk van de juistheid der traditie, die in
het tegenwoordige dorp Salona den nederigen opvolger ziet der eenmaal
zoo beroemde stad.
Welke was de oorsprong dezer stad? Dit is niet te zeggen; voor den
tijd van Julius Caesar is alles duisternis en onzekerheid. Na de
verwoesting van Delminium, wordt Salona de hoofdstad van Dalmatie, en
Caecilius Metellus vermeestert haar voor de eerste maal; andermaal
opent zij hare poorten voor Cneius Cosconius, en gedurende den
burgeroorlog tusschen Pompejus en Caesar, tast Octavius haar tweemaal
te vergeefs aan. Salona kiest in 't eind partij voor Brutus en Cassius;
C. Asinius Pollion slaat het beleg voor de stad, vermeestert haar,
en zij komt in de macht van Octavianus. Aanstonds na de tweede
verovering wordt zij tot den rang van romeinsche kolonie verheven,
en ontvangt, uit hoofde van haar gewicht, den titel van Colonia
Martia, Julia Salona, later dien van Colonia Claudia Augusta Pia
veteranorum. Onder Augustus bereikt zij haar volle ontwikkeling:
zij geldt als het voornaamste bolwerk der romeinsche bezittingen
aan dit gedeelte der Adriatische-zee. Achtervolgens republiek,
Conventus Colonia, Metropolis, Prefectura, en Praetorium, naar gelang
van haar belangrijkheid en de wisseling der tijden en toestanden,
wordt zij in den christelijken tijd hoofdplaats van een bisdom, door
Sint-Doimo gesticht; een-en-zestig bisschoppen volgen elkander op dien
alouden zetel. Onder de latere romeinsche Keizers was de stad reeds
aanmerkelijk verfraaid geworden; maar toen Diocletianus den troon
beklom, herinnerde hij zich dat hij Dalmatier van geboorte was; hij
beminde zijn vaderland en wilde daar zijne dagen ei
|