r, waarvan de geschiedenis talrijke voorbeelden
heeft aan te wijzen, dat, namelijk, de kaste, meer nog dan het ras,
van overwegenden invloed is geweest op de splitsing der bevolking in
verschillende nationaliteiten. De van grondbezit beroofde Hongaar werd
een Walacher; daarentegen liet de tot den adelstand verheven Rumenier
nooit na, zich voor een Magyaar te doen doorgaan. In het zuidelijk
gedeelte van Zevenbergen, vooral in het comitaat van Hunyad, zijn de
rumeensche edelen zeer talrijk, en sinds onheugelijke tijden hebben
zij nevens de hongaarsche edelen zitting gehad in de raadzalen en
vergaderingen. Men heeft hun eindelijk den naam van Magyaren gegeven,
en zij beschouwen zich zelven ook als zoodanig.
Sedert de groote gebeurtenissen, die omstreeks de helft dezer eeuw
in Zevenbergen plaats grepen, hebben ook de Walachen hun aandeel
aan het grondbezit ontvangen. Langs de hellingen der heuvelen ziet
men alom lange smalle streepen, die juist geen gelukkig effect maken
in het landschap: dat zijn de grondstukken, die hun zijn toebedeeld
geworden. Het moet trouwens erkend worden, dat de wijze waarop zij
den grond bebouwen, hun niet tot eer strekt. De velden en akkers,
die zij als eigenaars bewerken, verkeeren in geen beteren toestand
dan de velden, waarop zij als daglooners arbeiden. Ik stond verbaasd
toen ik vernam, dat zij in meer dan een dorp zelfs onbekend zijn met
het gebruik van mest. De grond raakt dan ook vrij spoedig uitgeput;
als de temperatuur en de vochtigheid niet bijzonder medewerken, houdt
de voortbrenging eensklaps op; al wordt de akker geploegd en bezaaid,
dan is de oogst toch geheel onbeteekenend. Dit is de oorzaak van de
telkens herhaalde schaarschte en zelfs van werkelijken hongersnood,
waardoor de bevolking van Zevenbergen zoo menigmaal geteisterd wordt:
zelfs de cholera is waarschijnlijk niets anders dan het gebrek en
de honger, onder eene andere gedaante. Tijdens mijne reis, maakte
het land over het algemeen een allertreurigsten indruk. De mais,
hier koukouroutz genoemd, was al door de zon verbrand, nog eer zij
zich tot airen gezet had; op sommige plaatsen zelfs was het zaad in
het geheel niet opgekomen; in plaats van graan, zag men uitgestrekte
bosschen van allerlei soorten van distels en onkruid. De meest gewone
is de zoogenoemde russische distel, waarvan de russische paarden,
in 1849, het zaad in hun hair medebrachten: dit was het geschenk der
blijde inkomste, dat de Russen aan Zevenbergen aanbod
|