al der roodhuiden. Staat den
zwarten ook een gelijk lot te wachten? Indien het eens bleek dat de
vrome en welmeenende mannen, die niet rustten voor de negers waren vrij
verklaard, in hunne volslagen onbekendheid met de wetten der natuur,
ondanks de beste bedoelingen, inderdaad niets anders hadden gedaan
dan het vonnis geveld der langzame, maar onvermijdelijke verdelging
van het negerras?
"Wees van een ding verzekerd, zegt kolonel Binfield, een zuidelijk
officier, die de negerkwestie heeft bestudeerd op het slagveld, op de
tabaksplantages en in de openbare scholen;--wij hebben niet meer voor
wanorde op straat te vreezen. Wij zullen ons verder niet laten leiden
door bekrompen hartstocht. Wij hebben een fout begaan, door ons van
onze vlag te scheiden; maar wij hebben sinds lang die dwaling ingezien,
en zullen niet weder in dezelfde fout vervallen. Wij hebben nu ons
vertrouwen gesteld op de onveranderlijke wet des levens. De neger
heeft de macht in handen gehad. Zijn dwaasheid en wispelturigheid
ergerden ons, maar nooit heeft hij ons door zijn kracht ontzag
ingeboezemd. Zelfs nu, nu de gouverneur te Columbia op zijne hand is,
nu zijne vrienden de meerderheid hebben in de Kamers, en over alle
openbare machten beschikken,--zelfs nu vreezen wij hem niet. Geen
Afrikaan is tegen een Europeaan opgewassen. Zeker kan hij u in den
donker een dolksteek toebrengen of een brandende fakkel in uwe kamer
werpen, maar overigens kan een kleurling u niet licht ernstig kwaad
doen. De strijd van een blanke met een neger is als de strijd van een
man met eene vrouw. En dit geldt evenzeer van de massa. Neem er de
proef van. Sticht een kolonie, een Utopia, aan de oevers van de Santee
of den Edisto; [14] plaats tien Europeanen te midden van negentig
negers; geef aan elk der honderd kolonisten een gelijk aandeel in den
grond, een gelijke hoeveelheid werktuigen, gereedschappen, zaad, geld;
geef hun de meest mogelijke vrijheid en gelijkheid van recht; laat hen
den grond bebouwen, wetten maken en zich zelven regeeren. Na verloop
van tien jaren, zal de grond met de opbrengst en al het kapitaal
uitsluitend in handen der blanken zijn. De natuur heeft nu eenmaal
aan den blanke meer verstand en kracht, meer scheppend vernuft, meer
moed en volharding, in een woord, hooger gaven naar lichaam en geest
geschonken, dan aan den neger. Dit is een feit, en alle gemoedelijke
bespiegelingen en quasi-humanitaire droomerijen kunnen daaraan niets
veranderen. Ten spijt
|