eladen prauwen, die slechts wachten op het teeken dat zij
mogen aanleggen, om op het dek hunne geurige en saprijke waar uit
te stallen. Ook de scheepsbleekers zijn daar, gereed om elkander het
linnengoed van den kommandant en de officieren, als een begeerlijke
buit, te betwisten. Onder hen herken ik den dikken Paofai, dien ik,
bij mijn eerste bezoek met de Sibylle, met mijne klandisie begunstigd
heb. Ik roep hem toe, on vraag hem of hij mij herkent. Zonder zich
een oogenblik te bedenken, zegt hij dat hij juist naar mij wilde
vragen, toen ik hem aansprak; maar hij laat daarop volgen, dat hij
mij ontmoet heeft aan boord van een schip, waarop ik nooit gediend
heb. Wij lachen hartelijk om zijne onbeschaamdheid; hij laat zich
echter niet uit het veld slaan, maar houdt sterk en stijf staande
dat ik mij bedrieg, hetgeen onze vroolijkheid niet weinig vermeerdert.
De boot met den inspecteur der quarantaine nadert en komt ons op zijde;
na eene korte woordenwisseling met onzen scheepsdokter, wordt de gele
vlag weer neergehaald, onder het luid gejubel der eilanders, die in een
oogwenk en eer men hen tegenhouden kan, met hunne rijk beladen manden
en korven naar boven klauteren en het dek overrompelen. Ik laat hen
handelen en schacheren, en begeef mij zoo spoedig mogelijk naar wal.
De stad Papeete, de hoofdstad van het kleine rijk van Tahitide en
tevens zetel van het bestuur van ons protektoraat, dat het eiland
Tahiti en het naburige Moorea, voorts de Toeamoetoe-eilanden, den
archipel van Toeboeai enz. omvat, ligt tusschen den oever der baai
en de heuvelen, die als het ware den voorgrond vormen der bergen van
het eiland. Op een dier heuvelen staat, zooals ik reeds zeide, de
telegraaf of seintoestel. De stad begint ten oosten aan de landpunt
van Faveoete, waar zich het kleine maritime arsenaal bevindt. De
huizen volgen elkander langs het strand op tot nabij de batterij van
de Embuscade, die tot verdediging van het groote kanaal dient.
Bijna over deze geheele uitgestrektheid zijn kaaien aangelegd. Daar
de diepte voor den oever zeer aanzienlijk is, kunnen zelfs de groote
schepen aan deze kaaien aanleggen: hetgeen zoo voor den handel als
voor het verkeer met den wal van groot gemak is. Het voortreffelijke
water van een der talrijke beekjes, die Papeete besproeien, wordt door
middel van ijzeren buizen naar eene fraaie fontein op de kaai gevoerd,
waar ook de schepen zich van het noodige water voorzien. Doorgaans gaat
men vlak bij die
|