an de lastige verzorging harer kinderen; deels door de
aanhangers van de sekte der arioi, waarbij het gebruikelijk was de
kinderen te dooden: maar deze sekte, waarover straks nader, was van
streng aristokratische natuur en in verhouding tot de bevolking
des lands zeer weinig talrijk. Bovendien wisten vele aanhangers
der sekte hunne kinderen te verbergen, en stelden zij zich liever
bloot aan het gevaar, uit de vereeniging gebannen te worden, dan
naar het bevel hun kroost te vermoorden. Daar staat tegenover, dat
de vrouwen van haar zestiende tot over haar veertigste jaar kinderen
ter wereld brachten; gezinnen van vijftien kinderen waren toen niet,
als nu, eene zeldzaamheid. Men mag dus met eenigen grond aannemen,
dat ook de kindermoord geene belangrijke vermindering heeft te weeg
gebracht bij eene bevolking, die zich zoo sterk vermenigvuldigde.
Ongetwijfeld hebben tot die vermindering het meest de epidemien
bijgedragen. Bijna allen hebben zij het karakter aangenomen van
dyssenterie, alleen met uitzondering van de oovi. En toch openbaart
ook deze ziekte zich het eerst in de ingewanden, van waar zij zich,
van ondragelijke pijnen vergezeld, door al de leden verspreidt,
zoodat zij, die er niet van sterven, toch in den regel een hunner
ledematen verliezen, dat verlamd en verdord is, en somwijlen tot
verrotting overgaat. Eene andere ziekte, die soms de bevolking van
gansche distrikten deed uitsterven, is de ohoeretoto, mede een soort
van dyssenterie.
De melaatsheid of fefe (elephantiasis) is een soort van chronische
ziekte, ongeveer zoo als de jicht, die niet kan genezen worden,
maar waarmede men zeer oud worden kan. Men vindt weinig lieden van
zekeren leeftijd, die van deze ziekte vrij zijn gebleven. In den
aanvang vertoonen zich op het lichaam geen builen of gezwellen; de
lijder heeft hevige pijn, vergezeld van koorts; de zetel der ziekte
is bij de onderscheidene patienten verschillend, maar zij keert bij
denzelfden patient meermalen in dezelfde lichaamsdeelen terug. De
heupen, de ruggegraat met inbegrip van de hersenen, en de onderbuik
worden doorgaans het eerst en het meest aangetast; later openbaart
zich de zwelling bij voorkeur in de beenen, maar ook dikwijls in de
handen en armen; die zwelling, eens begonnen, neemt voortdurend toe,
met meer of minder snelheid, naar gelang van het individu, en wordt
eindelijk zoo hinderlijk, dat de patient in het gezwollen lid eenige
insnijdingen moet laten doen: hij raakt dan eene g
|