van deze eilandengroep komt
ongetwijfeld eene eerste plaats toe aan het beruchte genootschap der
arioi, dat tegelijk met het heidendom verdwenen is. Als stichter
dezer vereeniging noemt men zekeren Horotetefa; aanvankelijk van
weinig beteekenis, had zij zich gaandeweg over al de eilanden van den
archipel uitgebreid. In de laatste jaren van haar bestaan, omvatte zij,
naar men beweert, een vijfde deel der geheele bevolking van elk eiland.
De hoofdvoorwaarde voor het lidmaatschap was, geen kinderen te hebben:
die moesten bij hunne geboorte aanstonds gesmoord worden. Het lichaam
van den kandidaat werd ingesmeerd met de roode kleurstof van den mati
(ficus tinctoria). De hoofden werden alleen verkozen op voorwaarde
dat zij geene levende afstammelingen mochten hebben. Er waren onder
hen verschillende rangen; de lageren waren niet meer dan de bedienden
van de hooger geplaatsten, die, als lieden van rang geeerd, geene
andere bezigheid hadden, dan zich voor zonsondergang in de rivier
te gaan baden, zich het hoofd te bekransen met bloemen, door anderen
voor hen geplukt, en den mond open te doen om de spijs te ontvangen,
dien arioi van minderen rang hun aanboden. Het leven dezer lieden
was een voortdurend feest, verdeeld tusschen dans en zingenot; de
vrouwen waren onderling gemeen. De arioi, wien een kind geboren word,
werd als onteerd beschouwd en uit het genootschap gebannen, indien
hij het niet aanstonds om het leven bracht.
Even als de anderen, gingen ook zij naar den marae, en namen getrouw
hunne godsdienstplichten waar. Zij bezaten sommige privilegien,
volgens hun rang; zoo mochten zij zich, bij voorbeeld, sommige zaken
zonder betaling toeeigenen; zij kwamen ook bijeen voor de woningen
der vorsten, van wie zij kleedingstoffen ten geschenke ontvingen,
want zelven vervaardigden zij niets.
Doch alleen in vredestijd leidden de voornaamste arioi dit weelderige
leven. In den oorlog waren zij de getrouwste wapenbroeders des konings,
en muntten zij in den regel door hunne dapperheid boven anderen
uit. De vereeniging was eene ware kweekplaats van krijgslieden, die
zich echter niet door voortplanting, maar door aanwerving in stand
hield en uitbreidde. Staatkundigen invloed bezaten de arioi niet;
zij bleven steeds aan de vorsten en hoofden onderworpen. Uitnemende
soldaten in tijd van oorlog, sleten zij in vredestijd hunne dagen in
uitspatting en zingenot: hunne vereeniging had nooit een hooger doel
dan bevrediging van den lust de
|