desloeg.
Maar de Hydrioten ruineerden zich door de met zooveel ijver gebrachte
offers; en de grieksche regeering, die bij herhaling heeft verklaard
dat zij tegenover hen een heiligen plicht had te vervullen, heeft
tot dusver nog niets gedaan om hen schadeloos te stellen voor
de ontzaggelijke verliezen, die zij geleden hebben. Hun handel,
reeds zeer bedreigd door de stichting van Syra, kreeg vooral een
doodelijken slag door de ontwikkeling der stoomvaart. Het eiland
is thans schier ontvolkt; in plaats van veertigduizend, telt
het tegenwoordig nauwelijks zevenduizend inwoners, en dit getal
vermindert nog voortdurend. Sommigen hebben zich te Syra gevestigd;
anderen in den Piraeus, en hebben hunne oude woningen verlaten, die
langzamerhand in puin vallen. Als men tegen de smalle straten der
stad opklautert, ziet men overal hooge huizen, waarvan de gesloten
vensters, de geschonden muren, de ingestorte terrassen, de groote
eenzame voorhuizen, aan Hydra het voorkomen geven van eene verlaten,
gezonken stad en den vreemdeling met weemoed vervullen.
Toch, ondanks dit diep verval, is het vaderland van Miaoulis nog wel
de belangstelling van den vreemdeling waard, al ware het alleen omdat
het grieksche volksleven zich hier op eene zoo hoogst eigenaardige
wijze ontwikkeld heeft, en een karakter vertoont, dat op het punt
staat te verdwijnen en nergens elders wordt wedergevonden.
Men heeft dit eiland, dat achttien mijlen lang en slechts vier mijlen
breed is, meermalen vergeleken met de kiel van een omgekeerd schip;
maar men had de vergelijking nog verder kunnen uitstrekken, want
zoodra ge de kleine haven zijt binnen gevaren, treft u aanstonds
het eigenaardig maritiem karakter van alles wat u omgeeft. Langs de
kaaien hangen, aan ijzeren haken, sloepen en booten, even als aan
boord van een schip; in de rots zijn windassen, hefboomen en andere
werktuigen bevestigd, even als op het dek van een fregat. In ruime
pakhuizen, van ruwe grijze marmerblokken opgetrokken en van smalle
ijzeren deuren voorzien, liggen of lagen vroeger balen en pakken
gerangschikt, als in het ruim van een schip.
Waarheen ge ook uwe oogen wendt, overal ziet ge zeelieden, kenbaar aan
hunne buizen, aan hun wijde broeken, aan hun eigenaardigen slingerenden
gang, vooral ook aan hun door de zon gebruind gelaat, aan hun rustig,
vastberaden voorkomen. Nergens bespeurt ge een rijtuig, zelfs geen
handwagen; ook zijn er geen andere dieren, dan eenige honden. De
straten i
|