oponnesus verbindt, door te
graven. Op het eerste gezicht schijnt dit plan zich alleszins aan te
bevelen; maar bij nader onderzoek op de plaats zelve, zal het ons
duidelijk worden dat de voordeelen hoegenaamd in geene verhouding
zouden staan tot de moeielijkheid van het werk en het bedrag der
kosten, vooral nu niet, nu de stoomvaart steeds meer en meer de
zeilschepen verdringt.
Het eiland Cerigo, het oude Kythera, dat wij ter rechterhand laten
liggen, is niet veel meer dan een groote, steile, onvruchtbare
rotsmassa. Vroeger behoorde het, met de andere Ionische eilanden,
aan Engeland; door deze steenklomp aan Griekenland af te staan, heeft
Groot-Brittannie niet veel verloren. Eenige witgepleisterde huizen,
met platte daken, aan den voet eener naakte en door de zon geblakerde
rots--ziedaar alles wat thans nog de herinnering bewaart aan het oude
Kythera, wellustiger gedachtenis.
De hoofdplaats van het eiland, het vlek Sint-Nicolaas, heeft geen
haven en geen drinkwater, geen tuinen en geen boomen: ik zou bijna
zeggen ook geen inwoners, indien niet enkele wijngaarden, hier en
daar verspreid, het bewijs leverden dat hier toch inderdaad menschen
wonen. In de valleien en langs de minder steile hellingen, waar eene
dunne laag vruchtbare aarde den steenigen bodem bedekt, wordt een
weinig gerst geteeld en wijn verbouwd; eenige olijvengaarden leveren
de olie, die de bewoners van het eiland voor hun gebruik noodig hebben.
Volgens de officieele opgave, telt Cerigo eene bevolking
van tienduizend-zeshonderd zielen, verdeeld tusschen
tweeduizend-achthonderd gezinnen, ongeveer even veel huizen
bewonende. De meest bevolkte stad is Potamos, aan de noordoostkust
van het eiland. Scheepvaart en handel behooren tot de voornaamste
bronnen van bestaan.
De nacht was donker en zeer slecht; de zee stond hol; het woei hard,
en geweldige regenvlagen, met half gesmolten sneeuw doormengd, maakten
het verblijf op het dek alles behalve aangenaam. Toch waren wij in het
begin van April, in de valleien van Ionie de maand der rozen; maar zij,
die zich hunne voorstellingen van het Oosten gevormd hebben naar de zoo
vaak schitterende en gloeiende beschrijvingen en zangen der dichters,
waaraan de fantazie meer deel had dan de ervaring, moeten zich op
menige teleurstelling voorbereiden. Toen de dag aanbrak, bleek het
dat wij nog niet verder waren gekomen dan ter hoogte van Monemvasia,
aan de oostkust van den Peloponnesus, op twintig mijlen afstands van
|