n ver op den achtergrond, met het hoofd in de
wolken, een met sneeuw bedekte bergtop. Nergens, in dit sombere,
woeste landschap eenig teeken van leven: geen enkele woning, geen
levend wezen, geen boom, geen grasspriet zelfs: niets dan doodsche
eenvormigheid en verlatenheid. Slechts een kleine brik laveerde met
moeite langs de kust, en deed haar best, om nog voor het vallen van
den avond uit dit vaarwater te komen, waar het, bij den opstekenden
zuidenwind, voor zeilschepen zeer gevaarlijk worden kon.
En dit was Griekenland, het land, waarvan de naam alleen, als een
zoete tooverklank, zoo vele liefelijke herinneringen mijner jeugd
wakker riep! Hoe menigmalen hadden wij niet, aan de akademie, met die
onvergetelijke klassieke herinneringen, met het oude Hellas, gedweept;
hoe menigmalen was niet de vurige wensch in ons opgerezen, dit land
te mogen aanschouwen, dien gewijden bodem te mogen betreden! Nu stond
die wensch voor mij vervuld te worden ... en dit was de eerste indruk!
Echter, laat ons niet te haastig oordeelen. Deze kaap Matapan of
Tenaros, zoo als zij eigenlijk heet, stond van oudsher in een kwaden
roep. Geheel aan de zuiden- en zuidwestenwinden, de heerschende in
de Middellandsche-zee, blootgesteld, werd en wordt zij nog heden met
volle recht door de zeevaarders gevreesd, die groot gevaar loopen om
door de branding tegen de onherbergzame rots geworpen te worden.
Een tempel van Poseidon, rustende op een onderbouw van dat prachtige
roode marmer, dat uitsluitend aan de groep van den Taygetos eigen
schijnt, blikte weleer van deze rotshoogte op de zee neder, als een
waarschuwing en eene vertroosting tevens voor de zeelieden, die daar
beneden met de golven worstelden en uit wier hart zeker menigmalen
eene bede tot den god is opgestegen. Door de werking van wind en
weder is deze tempel langzamerhand geheel gesloopt: tegenwoordig is
er zelfs geen spoor meer van te vinden.
Maar nog andere gevaren dan die der golven plachten hier de zeevaarders
te bedreigen. Als windstilte de schepen aan hunne plaats boeide, of als
zij, door den orkaan van hun zeilen beroofd, machteloos ronddreven op
de onstuimige wateren, dan gebeurde het maar al te vaak, dat vlugge
kapers, plotseling uit kreek en inham te voorschijn schietende als
roofvogels op hun prooi, de schepen overvielen, de bemanning over
den kling joegen en gingen strijken met den buit. Het is nog niet
zoo lang geleden, dat deze wateren van de plaag der zeeschuimers zijn
|