opheffing van dat
verbod zal vragen, wanneer een der eigenaars wil beloven, dat hij
onmiddellijk vertrekken zal, zoodra Pomare daartoe toestemming zal
gegeven hebben. Een hunner is daartoe gaarne bereid, en wij begeven
ons zonder verwijl naar de koningin, bij wie wij ook aanstonds worden
toegelaten. De arme vrouw zit neergehurkt op een mat; haar gelaat
draagt nog de duidelijke sporen van het verdriet, door het overlijden
harer kleindochter haar veroorzaakt. Een harer schoondochters, de
"Prinses van Joinville", legt haar uit wat wij eigenlijk verlangen. De
koningin antwoordt, dat zij niemand verboden heeft te vertrekken,
zoodat hier waarschijnlijk aan een misverstand is te denken. Wij danken
haar voor haar welwillendheid, en keeren haastig naar de kaai terug. In
een oogwenk is nu onze bagage aan boord gebracht, en wij zijn op weg.
Van Tahiti gezien, schijnt het eiland Moorea bij uitnemendheid schoon,
vooral door de fantastische gestalten der eigenaardig gevormde
bergtoppen. Een daarvan, die tot de hoogste en steilste behoort,
is juist onder den bovensten top geheel doorboord. Reeds op onzen
tocht van Papeete naar de haven van Phaeton, had deze zonderlinge
opening in den berg onze aandacht getrokken. Volgens de legende,
zou dat gat veroorzaakt zijn door de lans van een der aloude reuzen,
die zijn wapen met kracht tegen den rotswand had geslingerd.
Ongelukkig is het bladstil; de zonnestralen vallen loodrecht op ons
neder. Al de Kanaks zijn bezig met roeien; zij zijn aan dien arbeid
gewoon, en dank aan hunne stevige vuisten, gaan wij vlug vooruit. In
mijne hoedanigheid van zeeman, wordt mij het roer toevertrouwd;
ik stuur zoo dicht mogelijk langs de Vaudreuil, die op het water
ingedommeld schijnt. Wij moeten elf zeemijlen afleggen, eer wij aan
het dorp Afareaitoe komen, waar wij zullen ophouden. Wel is er geen
wind, maar onze roeiers zullen wel zorgen dat wij voor den nacht
aankomen, want de zee is spiegelglad en doodstil. Het is smoorheet;
om mijn brandenden dorst te lesschen, verslind ik een aantal versche
kokosnoten, die, zoo als men weet, eene aanzienlijke hoeveelheid vocht,
zoogenoemde kokosmelk, bevatten.
Een uur na ons vertrek, beginnen zich op de spiegelgladde oppervlakte
der zee enkele rimpels te vertoonen, de welkome boden van den zoo
lang verwachten wind. Viktorie! Na eenige aarzelingen, begint er
inderdaad, en wel uit de goede richting, een fiksche bries te waaien;
de roeispanen worden naar binnen gehaald,
|