aten trachten te brengen;
hij verstaat ons maar half, en schijnt meer of min kindsch.
Den volgenden morgen, bij het aanbreken van den dag, gaan wij--de
heer E.... en ik, vergezeld van eenige Kanaks--op weg, om wilde
varkens te schieten; onze gidsen verzekeren ons, dat wij die dieren
op korten afstand van het dorp zullen aantreffen. Intusschen keeren
wij, na een uiterst vermoeienden marsch door het dichte kreupelhout,
terug, zonder een varken gezien of een schot gelost te hebben. De
heer E.... houdt zich dien dag verder bezig met de inschrijving van de
europeesche bevolking uit den omtrek. Drie of vier arme drommels, half
verwilderd en verstompt door een langdurig verblijf in het eiland,
komen zich aanmelden. Een hunner, een gewezen scheepstimmerman,
heeft bijna al de sloepen van het eiland gemaakt.
Wij hebben nu te Afareaitoe niets meer te doen; ons vertrek wordt
mitsdien tegen den volgenden morgen bepaald.
Door den aanhoudenden regen was de toch niet al te goede weg van
het eiland totaal onbegaanbaar geworden; er was maar een paard
te krijgen; de voorraad, dien wij medegenomen hadden, was reeds
belangrijk geslonken. Ik voelde weinig lust om de reis voort te
zetten, die waarschijnlijk vrij lang zou duren en de moeite niet
loonen. Ik besloot dus naar Papeete terug te keeren, te meer daar
ik geen misbruik wilde maken van het mij toegestaan verlof. Toen
ik mijn besluit aan den heer E.... mededeelde, trachtte hij mij wel
beleefdheidshalve te overreden bij hem te blijven: maar het kostte mij
niet veel moeite om hem te overtuigen dat dit niet wel mogelijk was,
daar zijn reis te lang zou duren. Op onze navraag, vernamen wij, dat
den volgenden dag een sloep met katoen naar Papeete zou vertrekken:
ik besloot van dit gunstig toeval gebruik te maken, en kwam met den
eigenaar overeen dat ik mede zou varen.
Bij het aanbreken van den dag, is ieder op de been. Mijne vrienden
brengen hunne bagage in een vaartuig, dat zij gehuurd hebben om hen
naar het dorp te voeren, dat de heer E.... moet bezoeken. De mutoi van
Afareaitoe komt met het eenige paard, dat hij heeft kunnen vinden; de
heer E.... zet zich in den zadel; ik neem afscheid van mijne vrienden,
en wij wenschen elkander goede reis.
Ik wacht nu rustig het uur van vertrek af. Eindelijk verschijnt
de eigenaar van het vaartuig, natuurlijk dood op zijn gemak. Door
zes sterke armen opgetild, waarbij ik mijne zwakke pogingen voeg,
is de sloep weldra te water gebracht, waarna
|