etaris
zou waarnemen. De kommandant van de Vaudreuil schonk mij, met zijne
gewone welwillendheid, de vereischte vergunning.
Zonder verwijl hield de heer E... zich nu onledig met de
toebereidselen voor onze reis: alles werd zoo ingericht, dat ons
verblijf zoo aangenaam en gemakkelijk mogelijk zou zijn. Daar
wij ongeveer een week op Moorea zouden vertoeven, was het noodig
een goeden voorraad levensmiddelen mede te nemen, tenzij wij ons
tevreden wilden stellen met de inlandsche keuken, waartoe wij niet
veel lust gevoelden. De eenige plaats, waar wij op een europeesch
gastvrij onthaal konden rekenen, was in de baai van Papetoai, waar
de heer M..., een italiaansch geneesheer, een fraaie suikerplantage
bezat. Een mijner kennissen van de militaire societeit te Papeete,
de heer Valles, gepensioneerd kapitein der mariniers, die mede in
dit gedeelte van het eiland woont en zich met landbouw bezig houdt,
had mij doen beloven dat, zoo ik ooit op Moorea kwam, ik bij hem
mijn intrek zou nemen. Doch daar de baai van Papetoai zoo wat ter
halverwege op onze voorgeschreven reisroute lag, moesten wij toch
een aanzienlijken voorraad mondbehoeften medenemen.
Wat de vervoermiddelen aangaat, was de heer E... spoedig en geheel naar
wensch geslaagd. Hij had eene overeenkomst getroffen met het opperhoofd
van Afareaitoe, die naar Papeete was gekomen om bij de begrafenis
van Teriinoeimoanaiterai tegenwoordig te zijn: hij zou eerlang naar
Moorea terugkeeren, en wij zouden in zijne sloep medevaren. Dag en
uur van vertrek was bepaald; maar toen onze bagage ter inscheping op
de kaai gereed lag, deelde de bemanning der sloep ons mede, dat er
nog geen bevel gegeven was om te vertrekken. De heer E..., die in
den loop van den ochtend het opperhoofd in niet volkomen nuchteren
toestand had ontmoet, begrijpt aanstonds waaraan dit oponthoud is
te wijten. Wij gaan mitsdien onzen vriend opzoeken, en vinden hem,
tamelijk beschonken, drinkende in gezelschap van den jongsten zoon
der koningin. De kerel zegt ons, dat hij niet wil vertrekken.
Wat nu te doen? De heer E... is woedend, maar met dien dronkaard
valt niet te redeneeren. Wij keeren naar de kaai terug, waar de heer
B... is achtergebleven om op de bagage te passen; hij deelt ons mede,
dat de eigenaars van onderscheidene sloepen vurig wenschen naar hunne
woning terug te keeren, maar dat zij op last der koningin verplicht
zijn te Papeete te blijven.
De heer E... zegt, dat hij in het belang der dienst
|