n. Deze omstandigheid, gepaard aan
de vruchtbaarheid van den grond, heeft al vroeg aanleiding gegeven, dat
zich hier kolonisten vestigden. Het distrikt levert veel oranjeappelen
op, die in groote hoeveelheden naar San-Francisco worden uitgevoerd;
men vindt hier de vallei Vaihiria, door de rivier van denzelfden
naam besproeid. Aan het uiteinde van die vallei, ter hoogte van
vierhonderd-dertig el boven de zee, ligt een meer, bijna cirkelvormig
van gedaante, met eene doorsnede van omstreeks een halven kilometer,
en aan alle zijden door hooge sombere bergen ingesloten. Voor zoo
ver men kan nagaan, staat dit meer in geenerlei gemeenschap met
de zee; het water is koud en zeer diep. Waarschijnlijk is dit een
uitgebrande krater; sommigen schrijven echter het ontstaan van dit
meer toe aan een bergstorting, waardoor de uitgang der vallei zou
zijn verstopt, zoodat het water, dat vroeger naar de zee afvloeide,
nu wordt opgehouden. Een uitstapje naar dit meer gaat niet alleen met
veel moeite, maar ook met gevaar gepaard. In 1847 heeft de welbekende
reizigster, mevrouw Ida Pfeiffer, niettemin dien tocht gewaagd.
Op de hoogte van Papeari wordt de grond eenigszins moerassig, dan
weder bergachtig; een prachtige, met bosschen van oranjeboomen
omzoomde weg voert naar Tavarao. De omstreken van Tavarao zijn
weinig bevolkt. Van hier naar Papeete terugkeerende, gaat men door
het distrikt Hitiaa, dat een goede haven heeft, en bovendien rijk is
aan bosschen en vruchtbare valleien; de rivieren zijn hier breed, en
tot op vrij grooten afstand van zee bevaarbaar. De handel in chinaas-
of oranjeappelen is hier zeer levendig.
Deze vruchten zijn een zeer belangrijk artikel voor den handel
tusschen den archipel van Tahiti en San-Francisco. Zij worden hier
ingekocht voor vijf-en-twintig francs het duizend, welke prijs
doorgaans in natura of in andere koopwaren wordt voldaan; zij worden
ginds verkocht voor twee- of driehonderd francs. Zelfs als men voor
het onvermijdelijk verlies bij het vervoer vijftig percent rekent,
dan levert die handel, zoo als men ziet, nog een aardige winst op. De
oranjeboom werd hier door Cook ingevoerd, die eenige jonge boompjes
in de nabijheid van kaap Venus plantte: hij heeft zich zoo goed
aan lucht en grond gewend, dat hij niet de minste zorg behoeft en
letterlijk in het wild groeit. De vruchten worden verzonden in zeer
lichte, vierkante kisten, die van de geschilde takken van den poerau
vervaardigd worden en aan de buite
|