een goedaardig slag van volk, dat zich willig onderwerpt aan
het gezag van meerderen, indien dit gezag zich slechts niet onder
den vorm van dwang vertoont.
In den namiddag begeven wij ons naar wal. Het hoofd is opgevuld met
eene talrijke menigte, waaronder wij eenige inboorlingen van het
Paasch-eiland (Rapa-Noei) opmerken. Zij zijn zeer fijn getatoueerd;
hunne gestalte is rijziger en hunne vormen zijn schooner dan die van de
inboorlingen der Gambier-eilanden. Dit Paasch-eiland heeft thans bijna
geen bewoners meer. De eerste zeevaarders, die het aandeden, vonden
daar op verschillende plaatsen, vooral nabij den middelsten krater van
het eiland, een aantal kolossale steenen beelden. Het fregat la Flore
heeft, nu twee jaar geleden, eenige overblijfselen dezer reusachtige
kunstwerken, getuigen eener ondergegane beschaving, naar Frankrijk
gebracht. Ik zelf heb te Papeete photografische afbeeldingen gekocht
van een houten bord, op het Paasch-eiland gevonden, en met tot dusver
onverklaarde hieroglyphen bedekt.
In den morgen van den 5den Februari lichtten wij het anker om naar
de Markiezen-eilanden terug te keeren. Den 21sten liepen wij wederom
den archipel van Toeamotoe binnen, door het kanaal, dat Takapoto van
Tikei scheidt. Den volgenden middag wierpen wij het anker uit in de
lagune van Kauchi, tegenover het dorp, waar onze loods Paiore woont.
Kauchi is een eiland van bijna cirkelvormige gedaante, met een
doorsnede van bijkans dertien mijlen. De bevolking is niet talrijk,
maar te oordeelen naar het zindelijke en nette voorkomen der huizen,
moet zij niet van zekere beschaving ontbloot zijn. Wij gaan aan land;
vlak tegenover de aanlegplaats verheft zich een wit gebouw, dat tot
gevangenis dient. Als wij naar boord terugkeeren, ontmoeten wij Paiore,
die onze boot met versche kokosnoten, kippen, varkens en eieren van
zeevogels heeft volgeladen. Dat is een geschenk, dat hij ons aanbiedt.
Wij vertrekken naar het naburig eiland Fakarava, en stevenen door
het noordelijke kanaal de lagune binnen. Ik begeef mij naar land;
het dorp is bijna verlaten: de inwoners zijn ter parelvangst naar
het naburig eiland Toaoe getogen. De bewoners der Toeamotoe-eilanden
gaan altijd op de parelvisscherij uit, zoodra het weer en de zee dit
maar eenigszins toelaten. Enkele duikers dalen tot eene diepte van
vijf-en-twintig en zelfs dertig el af; maar de meesten gaan niet dieper
dan twintig el. Dikwijls keeren zij van den bodem der zee terug zonder
|